Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de benoeming van een curator voor een 82-jarige man, betrokkene, die onder curatele is gesteld. De dochter van betrokkene, verzoekster in hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de benoeming van haar broer, zoon [verweerder], tot curator. De dochter heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en haarzelf tot curator te benoemen, dan wel een onafhankelijke curator aan te wijzen. Het hof heeft vastgesteld dat de dochter ontvankelijk is in haar verzoek, omdat zij tijdig hoger beroep heeft ingesteld na kennisname van de beschikking.
Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat betrokkene langdurige hulp en bescherming nodig heeft. De discussie betreft enkel wie als curator moet worden benoemd. Het hof heeft overwogen dat de voorkeur van betrokkene, die een vertrouwensband heeft met zoon [verweerder], moet worden gerespecteerd. De dochter woont in Engeland en heeft minder frequent contact met haar vader, wat haar minder geschikt maakt als curator. Het hof heeft geconcludeerd dat de benoeming van zoon [verweerder] in het belang van betrokkene is, gezien de verstoorde verhoudingen tussen de kinderen en de noodzaak voor een curator die goed op de hoogte is van de situatie van betrokkene.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beslissing is genomen door mrs. J.G. Idsardi, I.M. Dölle en C. Koopman, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.