Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het verweerschrift van de vader met productie(s);
- een brief van de raad voor de kinderbescherming (hierna: de raad) van 13 september 2017
waarin desgevraagd is aangegeven dat er geen nadere rapporten zijn;
3.De feiten
2004 de inmiddels dertienjarige [de minderjarige] geboren.
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
5.7 Gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting kan het hof zich vinden in de beoordeling van de rechtbank. Naar aanleiding van hetgeen in hoger beroep naar voren is gebracht overweegt het hof nog het volgende. Uit de stukken blijkt dat er sprake is van hardnekkige problematiek tussen de ouders en 'echtscheidingsstrijd' die al speelt sinds 2006. Voor zover de moeder heeft aangevoerd dat de situatie tussen de ouders inmiddels is verbeterd en dat daar althans zicht op bestaat, volgt het hof dat niet. Weliswaar lijkt er een korte verbetering plaats te hebben gevonden rondom het traject bij Jeugdhulp Friesland, maar de ouders hebben die stijgende lijn niet vast kunnen houden. Vast staat in dit verband onder meer dat zich medio oktober 2017 nog een incident heeft voorgedaan waarbij de moeder [de minderjarige] buiten de omgangsregeling om tijdens afwezigheid van de vader heeft opgehaald en meegenomen naar [A] zonder vooroverleg met de vader, waarbij zij hem niet uit eigen beweging terug heeft willen brengen. De politie is er vervolgens aan te pas moeten komen om [de minderjarige] weer terug naar de met het gezag belaste vader te laten keren. De GI heeft voorts onder meer toegelicht dat de moeder tegen de afspraken in haar partner mee heeft genomen naar de kennismaking bij de nieuwe school van [de minderjarige] en dat zij tijdens een oudergesprek, dat plaatsvond nadat het [E] -traject was afgerond, onnodig het gesprek liet gaan over de informatieverstrekking aan haar waardoor de schoolprestaties van [de minderjarige] niet aan bod kwamen. Uit deze voorvallen blijkt dat het de ouders, in dit geval met name de moeder, niet altijd lukt om het belang van [de minderjarige] voorop te stellen bij het handelen. De vader heeft ongetwijfeld ook zijn aandeel in de problematiek maar hij lijkt meer dan de moeder bereid de andere ouder te betrekken bij [de minderjarige] . De GI twijfelt er ook niet aan dat de vader dat zal blijven doen.
6.De slotsom
7.De beslissing
7 juni 2017 waarvan beroep;