Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren bij een kruispunt binnen
5 meter daarvan”, welke gedraging zou zijn verricht op 14 oktober 2014 om 9.48 uur op de Bernard Loderstraat te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene voert aan dat hij zijn voertuig heeft geparkeerd in een bocht en dat er geen sprake was van een kruising dan wel van een driesprong. Ter onderbouwing hiervan verwijst de betrokkene naar de (ook) door hem overgelegde foto's in het dossier. Verder voert de betrokkene aan dat de verbalisant niet precies heeft gemeten of het voertuig daadwerkelijk binnen vijf meter van de bocht stond geparkeerd. De betrokkene voert voorts nog aan dat het een normale situatie is dat er vrijwel dagelijks auto's in de bocht staan geparkeerd want het verkeer wordt op geen enkele manier belemmerd. Er is geen sprake van een gevaarlijke verkeerssituatie.
3. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 24, eerste lid, aanhef en onder a, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: 'RVV 1990'), dat luidt:
“De bestuurder mag zijn voertuig niet parkeren:
a. bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan;
4. Ingevolge artikel 1 van het RVV 1990 wordt onder kruispunt verstaan een kruising of splitsing van wegen. Ook een t-splitsing is derhalve een kruispunt in de zin van de wet.
5. Op grond van artikel 1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 moet onder het begrip wegen worden verstaan:
“Alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.”
6. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
7. De verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB, houdt onder meer in, zakelijk weergegeven, dat de verbalisant op de onder 1 vermelde datum en tijd heeft gezien dat het voertuig met het onder 1 vermelde kenteken in de bocht stond geparkeerd. De verbalisant verwijst naar de foto's.
8. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal d.d. 30 januari 2015 houdt onder meer het volgende in:
''Op donderdag 14 oktober 2014 bevond ik mij, belast met algemene controle, in uniform gekleed op de openbare weg, Bernard Loderstraat te Amsterdam. Ik zag dat de auto in de bocht van de straat stond geparkeerd. Ik zag dat de trottoirband al onder het voertuig aan de kromming begon. Dit is ook te zien op de bijgevoegde foto's. Ook blijkt uit de foto's dat er hier wel degelijk sprake is van een kruisingsvlak. Zoals op de foto te zien is, is hier sprake van een driesprong met een haakse bocht. Deze kruist echter met een fietspad met een gescheiden rijbaan.''
9. Uit de foto's in het dossier, waaronder de foto die de betrokkene eerder in de procedure heeft overgelegd, blijkt dat het voertuig van de betrokkene stond in de Bernard Loderstraat en parallel daaraan, tegenover een fietspad dat zich haaks op de Bernard Lodersraat bevindt en aldus daarmee een t-splitsing vormt. Een t-splitsing is, zoals hiervoor onder 4. overwogen, ook een kruispunt in de zin van de wet. De enkele omstandigheid dat het hier gaat om een t-splitsing van een rijbaan met een fietspad, maakt dat niet anders.
10. Het hof ziet in hetgeen door de betrokkene is aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat het voertuig binnen vijf meter van het kruispunt stond geparkeerd. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verbalisant in het (aanvullend) proces-verbaal van 30 januari 2015 uitgebreid en specifiek heeft verklaard over de situatie ter plaatse en de wijze waarop en de plek waar het voertuig van de betrokkene geparkeerd stond. Ook de foto's in het dossier geven het hof geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Nu ook overigens uit het dossier geen specifieke feiten of omstandigheden blijken die aanleiding geven tot twijfel, staat naar de overtuiging van het hof vast dat de gedraging is verricht.
11. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
12. De omstandigheid dat, naar mening van de betrokkene, er geen sprake is van een gevaarlijke verkeerssituatie en het verkeer op geen enkele manier wordt belemmerd, is geen omstandigheid die aanleiding geeft af te wijken van de vastgestelde tarieven. Het verrichten van een gedraging als de onderhavige kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen. De mogelijkheid tot oplegging van een sanctie als de onderhavige heeft de wetgever niet afhankelijk gesteld van gevaarzetting of hinder. Om die reden kan niet worden gezegd dat de omstandigheden dusdanig zijn dat de sanctie dient te worden gematigd of in zijn geheel achterwege dient te blijven.
13. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dan de kantonrechter het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook bevestigen.