ECLI:NL:GHARL:2018:2549

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
200.222.426/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanvulling van het register van de burgerlijke stand met betrekking tot de geboorte en het overlijden van een minderjarig kind

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 13 maart 2018, wordt een verzoek behandeld tot aanvulling van het register van de burgerlijke stand. Verzoekers, een echtpaar, hebben in hoger beroep gevraagd om de geboorte en het overlijden van hun dochter [C], die in 1976 is geboren en overleden, te registreren. De rechtbank had eerder het verzoek van de verzoeker niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek van de verzoekster afgewezen. Het hof oordeelt dat de verzoeker, als de veronderstelde biologische vader, een zedelijk belang heeft bij de erkenning van het bestaan van [C]. Het hof stelt vast dat de registers van de burgerlijke stand alleen kunnen worden aangevuld met overtuigend bewijs. Daarom beveelt het hof een getuigenverhoor van verschillende personen die mogelijk kennis hebben van de geboorte en het overlijden van [C]. Tevens worden verzoekers in de gelegenheid gesteld om medische gegevens te overleggen ter ondersteuning van hun verzoek. De beslissing over de zaak wordt aangehouden totdat het getuigenverhoor heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.222.426/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/153176 / FA RK 17-143)
beschikking van 13 maart 2018
inzake

1.[verzoekster] ,

verder te noemen: [verzoekster] ,
2. [verzoeker],
verder te noemen: [verzoeker] ,
beiden wonende te [A] ,
verzoekers in hoger beroep,
verder gezamenlijk te noemen: verzoekers,
advocaat: mr. A.L. van Onna te Franeker.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Súdwest-Fryslân,
gevestigd te Sneek ,
verder te noemen: de ambtenaar van de burgerlijke stand.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 17 mei 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 15 augustus 2017;
- een op 12 september 2017 rechtstreeks van de rechtbank ontvangen proces-verbaal van de zitting van 6 april 2017;
- een journaalbericht van mr. van Onna van 18 september 2017 met productie(s);
- een brief van de ambtenaar van de burgerlijke stand van 6 november 2017.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 februari 2018 plaatsgevonden. Verzoekers zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft bij genoemd schrijven van 6 november 2017 medegedeeld niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
3. De feiten
3.1
Verzoekers zijn getrouwd [in] 1977.
3.2
[in] 2016 heeft [verzoekster] aangifte gedaan tegen haar moeder, [B] (hierna: [B] ), van doodslag/moord op [C] , de dochter van [verzoekster] , gepleegd in 1976 te [D] .
3.3
Bij verzoekschrift van 31 januari 2017 hebben verzoekers de rechtbank verzocht - voor zover hier van belang - aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te gelasten dat de registers van de burgerlijke stand van de gemeente Súdwest-Fryslân worden verbeterd met een akte houdende geboorte en overlijden van [C] , geboren en overleden [in]
1976 te [D] .
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in genoemd verzoek en het verzoek van [verzoekster] afgewezen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Verzoekers zijn met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van
17 mei 2017. De eerste grief ziet op de ontvankelijkheid van [verzoeker] in het verzoek ten aanzien van [C] en de tweede grief ziet op de afwijzing van het verzoek ten aanzien van [C] . De verzoekers verzoeken de beschikking van de rechtbank van 17 mei 2017 te vernietigen voor zover daarbij een beslissing is genomen over [C] en hun verzoek tot verbetering van de Registers van de Burgerlijke Stand van de Gemeente Súdwest-Fryslân, voor zover dit ziet op de geboorte en het overlijden van beider dochter [C] , geboren en overleden te [D] [in] 1976, met uitvoerbaarheid bij voorraad, alsnog toe te wijzen.
4.2
De ambtenaar van de burgerlijke stand heeft geen verweer gevoerd.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:24 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan op verzoek van belanghebbenden (of van het openbaar ministerie) aanvulling van een register van de burgerlijke stand met een daarin ontbrekende akte of latere vermelding worden gelast door de rechtbank.
5.2
Verzoekers willen graag dat het bestaan(srecht) van [C] wordt erkend. Zij stellen dat [verzoekster] [in] 1976, toen zij 19 jaar was, in haar ouderlijk huis is bevallen van hun dochter [C] . Niemand wist destijds van die zwangerschap, ook [verzoeker] , de toenmalige vriend en latere echtgenoot van [verzoekster] , niet. Verzoekers voeren aan dat alleen [B] op het moment van de bevalling in het ouderlijk huis aanwezig was en dat zij zodoende kennis heeft gekregen van de zwangerschap en geboorte. Verzoekers stellen dat [B] direct na de bevalling [C] tweemaal met een hamer op het hoofd heeft geslagen en haar vervolgens in een laken en een tas heeft meegenomen waarna zij zich van het lichaam heeft ontdaan. [verzoekster] heeft tijdens de zwangerschap en bevalling geen medische zorg gehad en heeft binnen twee weken na de bevalling haar werk als, althans opleiding tot ziekenverzorgster hervat, aldus verzoekers. Enkele maanden na de bevalling heeft [verzoekster] [verzoeker] van het gebeuren op de hoogte gebracht die daarvan in datzelfde jaar aangifte heeft gedaan bij - de nadien overleden - rechercheur [E] van de politie in [D] . In de ogen van verzoekers is de zaak vervolgens in de doofpot gestopt, omdat genoemde rechercheur een verhouding had met [B] . Verzoekers stellen dat de strafzaak tegen [B] naar aanleiding van de hernieuwde aangifte in 2016 is geseponeerd wegens verjaring.
5.3
Onder belanghebbenden als bedoeld in artikel 1:24 lid 1 BW moeten worden verstaan degenen die in de akte genoemd worden en degenen die een zedelijk, maatschappelijk of geldelijk belang hebben. Het hof is van oordeel dat [verzoeker] als de gesteld biologische vader van [C] een zedelijk of maatschappelijk belang heeft bij het opmaken van haar geboorte- en overlijdensakte. Anders dan de rechtbank, is het hof daarom van oordeel dat [verzoeker] ontvankelijk is in zijn verzoek ten aanzien van [C] . Grief 1 slaagt.
5.4
Het hof stelt voorop dat de registers van de burgerlijke stand slechts na overtuigend bewijs kunnen worden aangevuld. Dit vloeit voort uit het publieke belang dat is gemoeid met een betrouwbare registratie van persoonsgegevens. In dit verband is het hof van oordeel dat bewezen moet worden dat op 7 januari 1976 een dochter is geboren uit [verzoekster] , en dat (indien bewezen) deze dochter diezelfde dag is overleden. Daartoe zal het hof met toepassing van artikel 284 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een getuigenverhoor bevelen van de volgende personen:
- [B] , geboren [in] 1931 te [D] , wonende te [D] ;
- [F] (de vader van [verzoekster] ), geboren [in] 1928 te [G] , wonende te [D] ;
- [H] (de zwager van [verzoekster] ), geboren [in] 1976 te [I] , wonende te [I] .
Laatstgenoemde twee personen zouden aanwezig zijn geweest bij een gesprek tussen [verzoekster] en [B] , waarbij [B] de geboorte en het overlijden van [C] zou hebben erkend. De getuigen zijn ingevolge artikel 284 lid 1 juncto 165 lid 1 Rv verplicht aan de oproep gehoor te geven en te verschijnen.
5.5
Verder zullen verzoekers in de gelegenheid worden gesteld om door het overleggen van - voor zover nog aanwezig - medische (gynaecologische) gegevens van [verzoekster] bewijs te leveren van de juistheid van hun stelling. Een en ander is ter zitting besproken en verzoekers hebben zich daartoe bereid verklaard.
5.6
Het hof wijst erop dat wanneer zou komen vast te staan dat op 7 januari 1976 een dochter is geboren uit [verzoekster] in de Registers van de Burgerlijke Stand niet de achternaam [verzoeker] , maar uitsluitend de achternaam [verzoekster] kan worden vermeld, omdat het een buiten huwelijk geboren kind betreft.

6.De beslissing

Het hof, alvorens verder te beslissen:
beveelt een getuigenverhoor ten bewijze van het feit dat [in] 1976 een dochter is geboren uit [verzoekster] , geboren [in] 1956 te [D] , en dat deze dochter diezelfde dag is overleden, en bepaalt dat als getuigen worden opgeroepen de volgende personen:
- [B] , geboren [in] 1931 te [D] , wonende te [D] ;
- [F] , geboren [in] 1928 te [G] , wonende te [D] ;
- [H] , geboren [in] 1976 te [I] , wonende te [I] ;
bepaalt dat het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, welk getuigenverhoor zal plaatsvinden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden;
bepaalt dat verzoekers en hun advocaat binnen veertien dagen na het wijzen van deze beschikking hun verhinderdata in de eerstkomende drie maanden aan de griffier zullen doorgeven, waarna de raadsheer-commissaris dag en tijdstip van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de griffier zorg zal dragen voor oproeping van de getuigen;
bepaalt dat verzoekers bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat verzoekers uiterlijk 24 april 2018 de onder 5.5. bedoelde medische (gynaecologische) gegevens van [verzoekster] in het geding dienen te brengen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G. Jonkman, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en I.M. Dölle, bijgestaan door mr. D.M. Welbergen als griffier, en is op 13 maart 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.