ECLI:NL:GHARL:2018:2581
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. Wijma
- mr. Verdoorn
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van administratief beroep inzake verkeerssanctie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 24 februari 2016 het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door [A], had administratief beroep ingesteld tegen een inleidende beschikking waarbij een sanctie was opgelegd. De officier van justitie had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat [A] niet tijdig een geldige machtiging had overgelegd. De kantonrechter heeft deze beslissing niet beoordeeld, wat in strijd is met artikel 13, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Het hof oordeelt dat de kantonrechter had moeten toetsen of de beslissing van de officier van justitie stand kon houden. Aangezien dit niet is gebeurd, vernietigt het hof de beslissing van de kantonrechter en doet wat de kantonrechter had behoren te doen.
Het hof concludeert dat de officier van justitie terecht het administratief beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. [A] had de gelegenheid om een machtiging te overleggen, maar heeft dit niet tijdig gedaan. De omstandigheid dat hij een verkeerd adres heeft gebruikt voor de verzending van de machtiging komt voor zijn rekening en risico. Het hof wijst erop dat de officier van justitie [A] tijdig op het verzuim heeft gewezen en hem een termijn heeft gegeven om dit te herstellen. Het hof komt niet toe aan de bezwaren van [A] tegen de opgelegde sanctie, omdat de beslissing van de officier van justitie in stand blijft. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond wordt verklaard.