ECLI:NL:GHARL:2018:2581

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 maart 2018
Publicatiedatum
19 maart 2018
Zaaknummer
WAHV 200.188.898
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Verdoorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van administratief beroep inzake verkeerssanctie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 24 februari 2016 het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door [A], had administratief beroep ingesteld tegen een inleidende beschikking waarbij een sanctie was opgelegd. De officier van justitie had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat [A] niet tijdig een geldige machtiging had overgelegd. De kantonrechter heeft deze beslissing niet beoordeeld, wat in strijd is met artikel 13, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Het hof oordeelt dat de kantonrechter had moeten toetsen of de beslissing van de officier van justitie stand kon houden. Aangezien dit niet is gebeurd, vernietigt het hof de beslissing van de kantonrechter en doet wat de kantonrechter had behoren te doen.

Het hof concludeert dat de officier van justitie terecht het administratief beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. [A] had de gelegenheid om een machtiging te overleggen, maar heeft dit niet tijdig gedaan. De omstandigheid dat hij een verkeerd adres heeft gebruikt voor de verzending van de machtiging komt voor zijn rekening en risico. Het hof wijst erop dat de officier van justitie [A] tijdig op het verzuim heeft gewezen en hem een termijn heeft gegeven om dit te herstellen. Het hof komt niet toe aan de bezwaren van [A] tegen de opgelegde sanctie, omdat de beslissing van de officier van justitie in stand blijft. De beslissing van het hof is dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond wordt verklaard.

Uitspraak

WAHV 200.188.898
19 maart 2018
CJIB 187995956
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 24 februari 2016
betreffende
[A] ,
wonende te [B] ,
beweerdelijk optredende voor [betrokkene] ,
wonende te [C] ,

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

[A] heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
[A] heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Uit het dossier blijkt dat de officier van justitie het door [A] ingestelde administratief beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat [A] niet tijdig een machtiging heeft overgelegd, waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om beroep in te stellen namens beroepsgerechtigde [betrokkene] .
2. Uit diens beslissing blijkt niet dat de kantonrechter heeft beoordeeld of die beslissing van de officier van justitie gehandhaafd kan worden, zoals artikel 13, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) voorschrijft. Zonder een overweging te wijden aan die beslissing is de kantonrechter overgegaan tot een beoordeling van de door [A] tegen de inleidende beschikking aangevoerde bezwaren. Nu de kantonrechter heeft verzuimd de juistheid van de beslissing van de officier van justitie te beoordelen, kan de beslissing van de kantonrechter geen stand houden. Het hof zal die beslissing vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen.
3. [A] heeft administratief beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking, waarbij een sanctie is opgelegd aan [betrokkene] (de beroepsgerechtigde in de zin van artikel 6, eerste lid, van de Wahv). Op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), kan een beroepsgerechtigde zich in de fase van het administratief beroep laten bijstaan of vertegenwoordigen door een gemachtigde. Uit het tweede lid van deze bepaling volgt dat van een gemachtigde kan worden verlangd dat hij een schriftelijke machtiging overlegt. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:6 Awb kan het beroep vervolgens niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener van het beroep de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.
4. Bij brief van 13 april 2015 is [A] op dit verzuim gewezen door de officier van justitie en is hem een termijn van vier weken geboden om alsnog een machtiging over te leggen. Deze brief voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Niet blijkt dat vervolgens tijdig een machtiging is overgelegd.
5. [A] heeft aangevoerd dat hij de gevraagde machtiging op 1 mei 2015 per post heeft verzonden maar dat hij daarbij een onjuist adres heeft gebruikt, waardoor het poststuk is geretourneerd. Op 11 mei 2015 heeft [A] het poststuk retour ontvangen. Vervolgens heeft hij op 22 mei 2015, na diverse foutmeldingen bij eerdere pogingen, per fax de machtiging alsnog aan de CVOM verzonden. Hij heeft een afschrift van de machtiging en een faxverzendbewijs in het geding gebracht, waaruit blijkt dat die machtiging op
22 mei 2015 - na het verstrijken van de daartoe gestelde termijn - alsnog is verzonden aan de CVOM.
6. Hetgeen [A] naar voren heeft gebracht leidt het hof niet tot het oordeel dat redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat hij in verzuim was bij het te laat overleggen van de machtiging. Dat hij in eerste instantie een onjuist adres heeft gebruikt bij de postverzending, is een omstandigheid die voor eigen rekening en risico komt. Het hof wijst erop dat in de verzuimbrief het juiste adres van de CVOM is vermeld. Ook valt niet in te zien waarom [A] niet direct na het retour komen van de machtiging op 11 mei 2015 - dit is de laatste dag van de gestelde termijn - de machtiging alsnog heeft verzonden, al dan niet per fax, maar kennelijk heeft gewacht tot 22 mei 2015 alvorens dat te doen.
7. Gelet op het voorgaande komt het hof tot het oordeel dat de officier van justitie terecht en op juiste gronden het administratief beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof zal het beroep tegen die beslissing ongegrond verklaren.
8. Daarmee komt het hof niet toe aan de door [A] aangevoerde bezwaren tegen de in deze zaak opgelegde sanctie.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Verdoorn als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.