ECLI:NL:GHARL:2018:2614
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. De Witt
- mr. Huizenga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake dwangsom en sanctiebeschikking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie gegrond verklaard, de beslissing vernietigd en de officier van justitie veroordeeld tot het betalen van proceskosten aan de betrokkene. De gemachtigde van de betrokkene heeft vervolgens hoger beroep ingesteld, waarbij ook om vergoeding van kosten is verzocht. De advocaat-generaal heeft echter besloten de inleidende beschikking, waarbij een sanctie was opgelegd, in te trekken. Hierdoor was de verschuldigdheid van de dwangsom geen onderwerp van geschil meer, wat het hof leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard.
Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de betrokkene kennis had genomen van de beslissing van de advocaat-generaal om de sanctiebeschikking te vernietigen. De gemachtigde verzocht het hof om uitspraak te doen op het bezwaar tegen de afwijzing van de dwangsom. Het hof oordeelde dat de verschuldigdheid van de dwangsom niet meer kon worden getoetst in hoger beroep, omdat dit geen onderwerp van geschil was geworden. Het hof verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en veroordeelde de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 250,50, gebaseerd op de verrichte proceshandelingen.
De beslissing van het hof benadrukt het belang van de procesgang en de voorwaarden waaronder hoger beroep kan worden ingesteld, vooral in zaken die betrekking hebben op administratief recht en sanctiebeschikkingen. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. Huizenga, en is openbaar uitgesproken.