ECLI:NL:GHARL:2018:2705

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
21 maart 2018
Zaaknummer
WAHV 200.179.949
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over snelheidsovertredingen binnen bebouwde kom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 2 november 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 148,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximum snelheid binnen de bebouwde kom met 17 km/h. Dit zou zijn gebeurd op 30 januari 2015 om 11.25 uur op de West te Dronten. De betrokkene voerde aan dat hij twee keer een sanctie had ontvangen voor snelheidsovertredingen op dezelfde weg binnen een tijdsbestek van drie minuten. Hij was staande gehouden voor de eerste overtreding, maar na een discussie met de verbalisant kon hij wegrijden. De betrokkene ontkende de tweede overtreding en vroeg om bewijs van de meting.

Het hof oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging. De betrokkene had geen specifieke feiten aangedragen die aanleiding gaven om aan de juistheid van de verklaring te twijfelen. Het hof bevestigde dat de betrokkene, na de eerste staandehouding, opnieuw te snel had gereden en dat de verbalisant de sanctie kon opleggen zonder de betrokkene opnieuw staande te houden. De betrokkene had ook een verzoek om dwangsommen ingediend, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van een verbeurdverklaring van dwangsommen, aangezien de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de beslissing op het beroep tijdig was genomen.

Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond.

Uitspraak

WAHV 200.179.949
21 maart 2018
CJIB 187375075
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 2 november 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vaststelling van een dwangsom afgewezen.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De griffier van het hof heeft de advocaat-generaal verzocht om aanvullende informatie.
Na ontvangst van de aanvullende informatie, is betrokkene in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. De betrokkene heeft een reactie gegeven op de aanvullende informatie.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 148,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 17 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 januari 2015 om 11.25 uur op de West te Dronten met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. De betrokkene voert aan dat hij twee keer een sanctie heeft ontvangen voor het overschrijden van de maximum snelheid op dezelfde weg binnen 3 minuten. De betrokkene is staandegehouden omdat hij te snel zou hebben gereden. Er heeft vervolgens een discussie met de verbalisant plaatsgevonden, waarna de gegevens van de betrokkene zijn geregistreerd. Daarna kon de betrokkene wegrijden, maar hij moest eerst zijn auto keren. Het is dan ook onmogelijk dat hij 3 minuten na de vermeende eerste overtreding opnieuw een snelheidsovertreding zou hebben begaan. Na de beweerdelijke tweede overtreding is de betrokkene niet opnieuw staandegehouden. De betrokkene ontkent toen opnieuw te hard te hebben gereden en wil bewijs zien van de tweede snelheidsovertreding, zoals een bewijs van ijking van de lasergun. Aan de hand daarvan kan ook de juistheid van de meting van de eerste overtreding worden gecontroleerd.
3. Naast deze sanctie is onder CJIB-nummer 187375193 een sanctie aan de betrokkene als kentekenhouder opgelegd, die betrekking heeft op de gedraging "overschrijding maximum snelheid binnen de bebouwde kom, met 16 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 30 januari 2015 om 11.22 uur op de West te Dronten met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] . Ook in die zaak is hoger beroep ingesteld door de betrokkene. Het hof doet heden eveneens uitspraak in die zaak (kenmerk WAHV 200.179.948), bij separaat arrest.
4. In WAHV-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“De werkelijke snelheid stelde ik vast m.b.v. een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte snelheidsmeter.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 70 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 67 km per uur.
Toegestane snelheid : 50 km per uur.
Overschrijding met : 17 km per uur.
Merk/soort meetmiddel : GNV Ultra Lyte 100LR
(…)
Goedkeuring meetmiddel geldig tot: 22-09-2015.
De werkelijke snelheid is het resultaat van een, overeenkomstig de geldende Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers van het college van Procureurs-generaal uitgevoerde correctie op de met het meetmiddel gemeten (afgelezen) snelheid. (…) Opmerking ambtenaar 1: (…) Nadat betrokkene een proces-verbaal had ontvangen voor overschrijding maximum snelheid reed betrokkene weg en bij na meting reed betrokkene wederom te hard. 70 km-uur waar 50 km-uur is toegestaan.
Verklaring betrokkene: Ik wens geen verklaring af te leggen.”
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant, zoals opgenomen in het proces-verbaal van 1 december 2017, houdt onder meer het volgende in:
“Betrokkene is op 30 januari 2015 omstreeks 11.22 uur staande gehouden naar aanleiding van een snelheid overschrijding op deze weg, De West te Dronten. Betrokkene reed negenenzestig (69) kilometer per uur op een meetafstand van tweehonderdzesentwintig (226) meter van mijn meetpunt. Betrokkene heeft een proces-verbaal gekregen voor de overschrijding van de maximum snelheid. Dit is "Bon 1".
Voordat betrokkene wegreed is aan betrokkene medegedeeld op zijn snelheid te letten.
Vervolgens reed betrokkene weg.
Ik heb vervolgens betrokkene wederom gemeten. Ik zag op de door mij gebruikte lasersnelheidsmeter, dat de snelheid van betrokkene zeventig (70) kilometer per uur was op een meetafstand van driehonderdnegen (309) meter. Ik heb vervolgens wederom een proces-verbaal opgemaakt voor deze overtreding. In het zaakoverzicht van "bon 2" is door mij een vermelding gemaakt.”
7. Het hof ziet in hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat het voertuig van de betrokkene op de genoemde datum heeft gereden met een (gemeten) snelheid van 67 km/h alsmede aan zijn verklaring dat de gebruikte meetapparatuur was getest, geijkt en op de voorgeschreven manier is gebruikt. Het enkel opwerpen van vragen acht het hof daartoe onvoldoende. Voor het overige houdt het betoog van de betrokkene niet meer in dan de enkele ontkenning dat de gedraging is verricht. Die enkele ontkenning is onvoldoende om het hof aan een en ander te doen twijfelen. Nu uit het dossier evenmin blijkt van feiten en omstandigheden die aanleiding geven tot twijfel, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
8. De betrokkene stelt dat hij niet is staandegehouden voor de onderhavige sanctie. Het hof stelt vast dat de sanctie niet met toepassing van artikel 5 WAHV aan de kentekenhouder is opgelegd, maar aan de betrokkene als bestuurder van het voertuig. Uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat de betrokkene de onderhavige gedraging heeft begaan toen hij wegreed nadat hij was staandegehouden voor de eerdere snelheidsoverschrijding. Nu gelet op de direct voorafgaande staandehouding bij de verbalisant bekend was wie de bestuurder was en de bestuurder erop gewezen was dat hij niet nogmaals te snel moest rijden, kon de verbalisant in deze situatie de sanctie opleggen aan de betrokkene als bestuurder van het voertuig zonder hem opnieuw staande te houden. Dat in de inleidende beschikking ten onrechte is vermeld dat de betrokkene voor deze verkeersovertreding is staande gehouden en in het zaakoverzicht ten onrechte is aangegeven dat de betrokkene geen verklaring wenste af te leggen vormt geen grond voor vernietiging van de inleidende beschikking. De betrokkene is door deze onjuiste vermelding niet in zijn rechtens te erkennen belangen geschaad.
9. De betrokkene voert voorts aan dat de kantonrechter ten onrechte zijn verzoek om dwangsommen heeft afgewezen. Hij heeft op 25 juni 2015 in beide zaken het formulier "dwangsom bij niet tijdig beslissen" toegestuurd en op 7 juli 2015 ingebrekestellingen. Op 19 augustus 2015 zou de officier van justitie kenbaar hebben gemaakt dat deze verzoeken moeten worden aangemerkt als beroep bij de kantonrechter. Door het trage reageren door de CVOM op de bezwaarschriften van 18 maart 2015 en de ingebrekestellingen is de CVOM een dwangsom verschuldigd. De jurisprudentie geeft de CVOM geen vrijbrief om pas na 5 maanden de bezwaren voor te leggen aan de kantonrechter.
10. Het hof stelt vast dat de betrokkene op 18 maart 2015 beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Op 25 juni 2015 heeft de betrokkene door middel van een formulier "dwangsom bij niet tijdig beslissen" er op gewezen dat de wettelijke termijn voor het beslissen op het bezwaar van 18 maart 2015 op 10 juni 2015 is verstreken en dat een dwangsom is verschuldigd wanneer niet binnen twee weken alsnog een besluit is genomen.
11. Ingevolge artikel 4:17 van de Awb kan een bestuursorgaan een dwangsom verbeuren als een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven. Nu er in het onderhavige geval geen sprake is van een aanvraag waarop een bestuursorgaan dient te beslissen -het is immers de kantonrechter die een beslissing op het beroep dient te nemen- , kan reeds hierom geen sprake zijn van het verbeuren van een dwangsom. Voor zover de betrokkene meent dat de officier van justitie een dwangsom verschuldigd is omdat de stukken niet tijdig zijn doorgestuurd naar de kantonrechter, overweegt het hof dat ook in dat geval er geen sprake is van een aanvraag waarop het bestuursorgaan diende te beslissen. Gelet hierop heeft de kantonrechter terecht geoordeeld dat geen dwangsommen verbeurd zijn.
12. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene terecht ongegrond verklaard. Het hof zal deze beslissing dan ook bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.