In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 2 november 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 148,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximum snelheid binnen de bebouwde kom met 17 km/h. Dit zou zijn gebeurd op 30 januari 2015 om 11.25 uur op de West te Dronten. De betrokkene voerde aan dat hij twee keer een sanctie had ontvangen voor snelheidsovertredingen op dezelfde weg binnen een tijdsbestek van drie minuten. Hij was staande gehouden voor de eerste overtreding, maar na een discussie met de verbalisant kon hij wegrijden. De betrokkene ontkende de tweede overtreding en vroeg om bewijs van de meting.
Het hof oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedraging. De betrokkene had geen specifieke feiten aangedragen die aanleiding gaven om aan de juistheid van de verklaring te twijfelen. Het hof bevestigde dat de betrokkene, na de eerste staandehouding, opnieuw te snel had gereden en dat de verbalisant de sanctie kon opleggen zonder de betrokkene opnieuw staande te houden. De betrokkene had ook een verzoek om dwangsommen ingediend, maar het hof oordeelde dat er geen sprake was van een verbeurdverklaring van dwangsommen, aangezien de kantonrechter terecht had geoordeeld dat de beslissing op het beroep tijdig was genomen.
Uiteindelijk bevestigde het hof de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep van de betrokkene ongegrond.