In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 2 november 2015 het beroep van de betrokkene ongegrond heeft verklaard. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 138,- opgelegd gekregen voor het overschrijden van de maximum snelheid binnen de bebouwde kom met 16 km/h op 30 januari 2015. De betrokkene betwistte de snelheidsovertreding en voerde aan dat hij twee keer een sanctie had ontvangen voor snelheidsovertredingen op dezelfde weg binnen een tijdsbestek van drie minuten. Hij ontkende de tweede overtreding en vroeg om bewijs van de meting, zoals een bewijs van ijking van de lasergun.
Het hof heeft de verklaring van de verbalisant als voldoende bewijs beschouwd en geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van de metingen. De betrokkene had geen overtuigende argumenten aangedragen die de verklaring van de verbalisant konden weerleggen. Daarnaast heeft het hof geoordeeld dat er geen sprake was van een aanvraag waarop een bestuursorgaan moest beslissen, waardoor er geen dwangsom verbeurd kon worden. De kantonrechter had terecht geoordeeld dat het beroep van de betrokkene ongegrond was en het hof heeft deze beslissing bevestigd.
Het hof concludeert dat de betrokkene de snelheidsovertreding heeft begaan en dat de opgelegde sanctie terecht is. De beslissing van de kantonrechter wordt bevestigd, en het hof wijst de verzoeken van de betrokkene af.