ECLI:NL:GHARL:2018:2810

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 maart 2018
Publicatiedatum
26 maart 2018
Zaaknummer
WAHV 200.223.075
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • Terhell
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake proceskostenvergoeding en intrekking inleidende beschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een beroep tegen een inleidende beschikking die door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie was genomen. De advocaat-generaal heeft besloten om deze inleidende beschikking in te trekken, wat de betrokkene beoogde te verkrijgen met het hoger beroep. Hierdoor heeft de betrokkene geen belang meer bij een uitspraak op het hoger beroep met betrekking tot de beslissing van de kantonrechter over de inleidende beschikking, en het hof verklaart dit deel van het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Daarnaast heeft de kantonrechter eerder beslist op een verzoek om proceskostenvergoeding, waarbij de officier van justitie was veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene. De gemachtigde van de betrokkene heeft echter betoogd dat de kantonrechter ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor de dupliek, die als proceshandeling moet worden beschouwd. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de dupliek ten onrechte niet heeft vergoed, en vernietigt de beslissing van de kantonrechter op dit punt. Het hof kent de kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking en stelt het bedrag vast op € 1127,25, dat de advocaat-generaal moet vergoeden aan de betrokkene.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beslissing van de kantonrechter over de proceskostenvergoeding wordt vernietigd, en dat de advocaat-generaal wordt veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan de betrokkene. Het hof verklaart het hoger beroep voor het overige niet-ontvankelijk.

Uitspraak

WAHV 200.223.075
26 maart 2018
CJIB 199453246
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 7 juni 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
h.o.d.n. [C] , kantoorhoudende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard,
die beslissing vernietigd, het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard en de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten, ter hoogte van € 495,-.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger
beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.
Bij brief van 2 februari 2018 heeft de advocaat-generaal het hof bericht, dat is besloten om de inleidende beschikking met voormeld CJIB-nummer, waarbij aan de betrokkene een administratieve sanctie is opgelegd, in te trekken en dat de betrokkene hiervan in kennis is gesteld.

Beoordeling

1. Nu de advocaat-generaal heeft besloten om voormelde beschikking in te trekken en derhalve is bewerkstelligd, hetgeen de betrokkene met het hoger beroep beoogde te verkrijgen, te weten vernietiging van deze beschikking, heeft de betrokkene geen belang meer bij een uitspraak op het hoger beroep voor zover betrekking hebbende op de beslissing van de kantonrechter op het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. Derhalve dient het hoger beroep van de betrokkene in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
2. De kantonrechter heeft voorts beslist op het verzoek om een proceskostenvergoeding. Volgens de gemachtigde heeft de kantonrechter dat niet goed gedaan. De kantonrechter heeft ten onrechte geen vergoeding toegekend voor de uitgebrachte dupliek.
3. De kantonrechter heeft geen vergoeding voor de uitgebrachte dupliek toegekend omdat de dupliek een reactie was op de door de officier van justitie uitgebrachte repliek. Deze repliek was nodig omdat de gemachtigde eerst ter zitting met een nieuw bezwaar tegen de inleidende beschikking kwam, welk bezwaar een schriftelijke reactie behoefde.
4. Het hof stelt voorop dat geen rechtsregel er aan in de weg staat dat voor het eerst ter zitting bij de kantonrechter nieuwe bezwaren tegen de inleidende beschikking worden aangevoerd. Indien de officier van justitie daarop niet adequaat kan reageren, kan dat aanleiding voor de kantonrechter zijn om de behandeling van de zaak aan te houden. De kantonrechter heeft de zaak niet behandeld op een nieuwe zitting maar heeft de officier van justitie in de gelegenheid gesteld schriftelijk op het ter zitting naar voren gebrachte bezwaar te reageren. Vervolgens is de gemachtigde in de gelegenheid gesteld om te reageren op de schriftelijke reactie van de officier van justitie. Aldus is sprake van een proceshandeling, te vergelijken met dupliek als bedoeld in artikel 8:43, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Volgens bijlage A bij het Besluit proceskosten bestuursrecht wordt aan een dergelijke proceshandeling een halve punt toegekend. Dit betekent dat de beslissing van de kantonrechter, voor zover daarbij is beslist op het verzoek om proceskostenvergoeding, moet worden vernietigd.
5. Naar het oordeel komen de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende voor vergoeding in aanmerking komende proceshandelingen verricht: indienen administratief beroepschrift, indienen beroepschrift bij de kantonrechter, verschijnen ter zitting bij de kantonrechter, indienen dupliek en indienen hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting dient telkens één punt te worden toegekend en aan het indienen van dupliek een halve punt. Per 1 januari 2018 bedraagt de waarde per punt € 501,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1127,25 (= 4,5 x € 501,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij is beslist op het verzoek om proceskostenvergoeding;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1127,25 over te maken op rekening [00000]
t.n.v. [C] , [A] ;
verklaart het hoger beroep voor het overige niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van Terhell als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.