ECLI:NL:GHARL:2018:2810
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- Terhell
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake proceskostenvergoeding en intrekking inleidende beschikking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een beroep tegen een inleidende beschikking die door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie was genomen. De advocaat-generaal heeft besloten om deze inleidende beschikking in te trekken, wat de betrokkene beoogde te verkrijgen met het hoger beroep. Hierdoor heeft de betrokkene geen belang meer bij een uitspraak op het hoger beroep met betrekking tot de beslissing van de kantonrechter over de inleidende beschikking, en het hof verklaart dit deel van het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Daarnaast heeft de kantonrechter eerder beslist op een verzoek om proceskostenvergoeding, waarbij de officier van justitie was veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene. De gemachtigde van de betrokkene heeft echter betoogd dat de kantonrechter ten onrechte geen vergoeding heeft toegekend voor de dupliek, die als proceshandeling moet worden beschouwd. Het hof oordeelt dat de kantonrechter de dupliek ten onrechte niet heeft vergoed, en vernietigt de beslissing van de kantonrechter op dit punt. Het hof kent de kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking en stelt het bedrag vast op € 1127,25, dat de advocaat-generaal moet vergoeden aan de betrokkene.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beslissing van de kantonrechter over de proceskostenvergoeding wordt vernietigd, en dat de advocaat-generaal wordt veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten aan de betrokkene. Het hof verklaart het hoger beroep voor het overige niet-ontvankelijk.