Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellant],
[appellante],
[appellanten] c.s.,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
"Dat het het Gerechtshof behage, bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen de vonnissen van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling privaatrecht, locatie Leeuwarden d.d. 5 maart 2014, 1 april 2015 en 17 juni 2015 (…) en, opnieuw rechtdoende:in conventieI. voor recht te verklaren dat [geïntimeerde] de maatschap heeft opgezegd, althans de maatschap te ontbinden per 1 april 2015;II. voor recht te verklaren dat onder het begrip "aanschafwaarde", zoals gedefinieerd in artikel 14 lid 1 sub e van de maatschapsakte dient te worden verstaan het bedrag waarvoor het bedrijf te [B] destijds door [appellant] is aangekocht, te vermeerderen met de kosten van de nadien in [B] aangebrachte en aldaar uitgevoerde investeringen en verbeteringen, alsmede de aankoopkosten en de bij de aankoop betaalde overdrachtsbelasting tot een bedrag ad € 86.160,-, althans te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] tot een bedrag ad € 86.160,- ongerechtvaardigd is verrijkt, althans dat [geïntimeerde] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aan [appellant] een bedrag ad € 86.160,- dient te vergoeden, alsmede [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] te betalen een bedrag ad € 86.160,-;III. [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] te betalen een bedrag ad € 150.000,- aan (schade)vergoeding, zijnde een vergoeding voor de schade/het nadeel dat [appellant] lijdt doordat [appellant] na afsplitsing van locatie [B] de investering in de ligboxenstal niet ten volle kan benutten omdat [appellant] over onvoldoende land beschikt;IV. [geïntimeerde] te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest aan [appellant] af te geven een tractor Massey Ferguson type 255 met dubbele montering, een landrol, 2 platte wagens en een grondbak, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat hij daarmee nadien in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-;V. te verklaren voor recht dat de aan het bedrijf van de maatschap toegekende betalingsrechten bij het einde van de maatschap aan [appellant] toekomen, zonder verdere vergoeding;VI. [geïntimeerde] te veroordelen om aan [appellant] te betalen een bedrag ad € 100.000,-, althans een in goede justitie door uw Hof te bepalen bedrag, wegens overname ruwvoer;VII. te verklaren voor recht dat [geïntimeerde] niet gerechtigd is tot het vee en de machines en werktuigen;VIII. [geïntimeerde] te gelasten om zijn inkomsten uit werk voor derden, meer speciaal mechanisatiebedrijf Blaauw, loonbedrijf S. Holtrop en Akkerman mechanisatiebedrijf, in de maatschap in te brengen, voor zover het betreft werkzaamheden in de periode 1 mei 2014 t/m datum einde maatschap, alsmede [geïntimeerde] te gelasten binnen 14 dagen na betekening van het in dezen te wijzen arrest zijn jaaropgaven over 2014 en 2015 aan [appellant] af te geven, voor zover het betreft werkzaamheden voor mechanisatiebedrijf Blaauw, loonbedrijf S. Holtrop en Akkerman mechanisatiebedrijf, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat hij daarmee nadien in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-;IX. Te verklaren voor recht dat de ter zake van de in [A] nieuw gebouwde ligboxenstal gedane afschrijvingen, de betaalde rente en de met deze stal samenhangende kosten voor rekening van de maatschap komen;X. Te verklaren voor recht dat partijen nog moeten afrekenen ter zake van de voorbehouden stille reserves, zoals deze zijn vastgelegd in de "wijziging maatschapsakte" (productie 3 bij dagvaarding in eerste aanleg) in dier voege dat [appellant] nog aan [geïntimeerde] dient te vergoeden een bedrag ad € 1.275,- en dat [geïntimeerde] nog aan [appellant] dient te vergoeden een bedrag ad € 93.382,-;In reconventieDe reconventionele vordering van [geïntimeerde] alsnog af te wijzen, althans de reconventionele vordering alsnog toe te wijzen onder de voorwaarde dat [geïntimeerde] aan [appellant] dient te vergoeden de bedragen genoemd onder II en III.In conventie en in reconventie[geïntimeerde] te veroordelen in de kosten van deze procedure zowel in eerste aanleg als in appel."
"(…) dat het Uw Gerechtshof behage het door [appellant] ingestelde appel, inclusief de vermeerdering van eis, ongegrond te verklaren, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren in de door [appellant] ingestelde vorderingen en grieven, althans [appellant] die te ontzeggen, zulks met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties, te vermeerderen met de nakosten,voorts,I. in het incidenteel appel het vonnis van 17 juni 2015 door de rechtbank gewezen, te vernietigen en/of aan te vullen, en opnieuw rechtdoende [appellant] te veroordelen tot medewerking aan de ontvlechting van de maatschap per 1 oktober 2015, zodat aan [geïntimeerde] kan worden uitgekeerd zijn aandeel in het kapitaal, zoals dat blijkt uit een nader op te maken eindbalans, middels het aanstellen van een financieel agrarisch deskundige alsmede het benoemen van een of meer taxateurs teneinde de omvang van de stille reserves in de machines, werktuigen, inventaris en veestapel vast te kunnen stellen, alsmede het per 1 oktober 2016 toekennen aan [geïntimeerde] van een voorschot op zijn kapitaal (Eigen Vermogen) groot € 150.000,-, van wel een ander bedrag het welk Uw Hof in goede justitie vermeent te behoren, met inachtneming van de volgende modaliteiten:1a. het benoemen van één of meer taxateurs om de waarde zoals genoemd in de maatschapsakte voor wat betreft de veestapel, machines, voorraden en inventaris te laten taxeren alsmede het aanwijzen van een financieel agrarisch deskundige om de jaarrekening 2013/2014, alsmede jaarrekening 2014 tot 1 oktober 2015 te bepalen, met inachtneming van de opmerkingen die door [geïntimeerde] zijn aangevoerd, ter bepaling van het (eind)kapitaal en het aandeel stille reserves per 1 oktober 2015;1b. [appellant] te veroordelen tot overdracht van 1/3 van de betalingsrechten op basis van areaal land maatschap, welke is opgegeven bij BDI 2015, alsmede [appellant] te veroordelen tot uitkering van de schade welke [geïntimeerde] geleden heeft door het niet door [appellant] tijdig uitkeren/overdragen hiervan;1c. [appellant] na toekenning (verwacht 1 januari 2017) te veroordelen tot overdracht van 1/3 deel van de fosfaatrechten;1d. [appellant] te veroordelen tot medewerking tot 1/3 deel overdracht van subsidies SNL per 1 oktober 2015;1e. [appellant] te verplichten tot overdracht van 1/3 deel van de taxatie waarde) van oogstopbrengsten c.q. voorraad per 1 oktober 2015;1f. De boekhouding vanaf 1 mei 2014 tot 1 oktober 2015 door een financieel agrarisch specialist te laten beoordelen op de rechtmatigheid van de facturen, met inachtneming van hetgeen in artikel 5 van de maatschap (beheersbepalingen) hieromtrent is bepaald;één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag dat [appellant] nadien in gebreke blijft, zulks met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties.II. [appellant] te veroordelen tot het betalen van schadevergoeding middels de aanpassing van het Eigen Vermogen, nader te bepalen door een financieel agrarisch deskundige voor wat betreft de door [appellant] ten onrechte ten laste van de maatschap gebrachte kosten (waaronder rente en afschrijvingen), waardoor de winst van [geïntimeerde] vanaf 1 mei 2013 gecorrigeerd dient te worden, zulks met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties, waaronder de kosten van deskundige en taxateurs, vermeerderd met de nakosten.III. [appellant] te veroordelen tot het betalen van de schade welke voortvloeit uit het niet tijdig nakomen van haar verplichtingen voortvloeiende uit artikel 14 lid 2 van de maatschapsakte, één en ander nog nader te bepalen alsmede op te maken bij staat, welke voortvloeit uit het door [geïntimeerde] per 1 oktober 2016 niet na kunnen komen van de verplichtingen jegens de Rabobank, zulks met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties, vermeerderd met de nakosten."
2.De vaststaande feiten
"De ondergetekenden:1. De heer [appellant] (…) hierna ook te noemen:de vennoot sub 1;2. Mevrouw [appellante] (…) hierna ook te noemen:de vennoot sub 2; (…)3. De heer [geïntimeerde] (…) hierna ook te noemen:de vennoot sub 3;(…)
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
primair: een verklaring voor recht dat [geïntimeerde] de tussen partijen bestaande maatschap heeft opgezegd, alsmede een verklaring voor recht dat [appellanten] c.s. het recht heeft om de maatschap voort te zetten en verder het recht heeft het aandeel van [geïntimeerde] in de activa over te nemen voor de economische waarde, de referentiehoeveelheid melk over te nemen en [geïntimeerde] zijn aandeel in de maatschap uit te keren;
subsidiair: de maatschap te ontbinden, [geïntimeerde] onder verbeurte van een dwangsom te veroordelen om de (mede)exploitatie van het bedrijf te staken en binnen drie maanden het pand te [B] te ontruimen, taxateurs te benoemen om de omvang van de stille reserves in machines, werktuigen en vee vast te stellen en [geïntimeerde] te veroordelen om mee te werken aan de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen, alles met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van de procedure.
4.De eisvermeerderingen
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
twaalf grievenopgeworpen. [geïntimeerde] heeft in incidenteel appel
drie grievenopgeworpen. Het hof zal de grieven achtereenvolgens bespreken.
Opzegging van de maatschap door [geïntimeerde] ?
eerste griefop het standpunt dat [geïntimeerde] de maatschap heeft opgezegd. [appellanten] c.s. voeren hiertoe aan dat hoewel [geïntimeerde] de maatschap niet zoals voorgeschreven in artikel 2 van de maatschapsakte bij aangetekend schrijven heeft opgezegd, in de gedragingen van [geïntimeerde] opzegging van de maatschap besloten ligt. Die gedragingen zijn er volgens [appellanten] c.s. in gelegen dat [geïntimeerde] tijdens het bestaan van de maatschap actief voorbereidingen heeft getroffen om voor zichzelf te beginnen op de locatie [B] , hij daartoe in november 2012 het "ondernemersplan [geïntimeerde] " heeft opgesteld en hij niet mee wilde doen aan de financiering van de nieuwe ligboxenstal. Voorts handelde [geïntimeerde] in ieder geval na het bestreden tussenvonnis van 1 april 2015 alsof de maatschap niet langer bestond, aldus [appellanten] c.s.
De datum van ontbinding
tweede griefkomen [appellanten] c.s. op tegen de door de rechtbank uitgesproken datum van ontbinding, zijnde 1 oktober 2015. [appellanten] c.s. menen dat de rechtbank, conform de subsidiaire vordering van [appellanten] c.s., over had moeten gaan tot de ontbinding van de maatschap per 1 april 2015, nu op die datum reeds genoegzaam vast stond dat van een reële vorm van samenwerking geen sprake meer was en de verhoudingen tussen partijen al geruime tijd verstoord waren.
grief 2slaagt en dat het hof de ontbinding van de maatschap zal uitspreken per 1 april 2015.
De gevolgen van ontbinding
derde griefvan [appellanten] c.s.
"De eigenlijke wens van beide partijen, [appellant] en [geïntimeerde] , is dat [geïntimeerde] de eigenaar van de aan te kopen boerderij en grond[hof: te [B] ]
wordt. Op welke wijze kan [geïntimeerde] zekerheid krijgen op deze onroerende zaken met zo min mogelijk belastingkosten, met name overdrachtsbelasting?". Op grond hiervan neemt het hof tot uitgangspunt dat partijen deze wens tot uitdrukking hebben gebracht in artikel 14 lid 1 sub e van de maatschapsakte, waarbij partijen zijn overeengekomen dat het [geïntimeerde] is toegestaan gedurende de looptijd van de maatschap de boerderij, ligboxenstal en landerijen te [B] voor de aanschafwaarde over te nemen, indien hij de wens daartoe te kennen geeft en onder de verplichting deze vervolgens in gebruik en genot aan de maatschap ter beschikking te stellen. De verkrijging van de locatie [B] door [geïntimeerde] zou aldus in het kader van de samenwerking van partijen binnen de maatschap plaatsvinden.
Het hof volgt [appellanten] c.s. niet in dit betoog en overweegt daartoe het volgende. [geïntimeerde] heeft op enig moment zijn wens om de locatie [B] over te nemen aan [appellanten] c.s. kenbaar gemaakt. Hij heeft daarbij van meet af aan verklaard dat hij de boerderij in gebruik en genot aan de maatschap ter beschikking zou stellen. Ook nadat [appellanten] c.s. bij brief van 3 oktober 2013 te kennen hebben gegeven de maatschap met wederzijds goedvinden te willen beëindigen, omdat zij gewaargeworden waren dat [geïntimeerde] de locatie [B] zelfstandig wenste te gaan exploiteren, bleven de intenties van [geïntimeerde] ongewijzigd. Het hof wijst in dat verband op de ongedateerde brief van de advocaat van [geïntimeerde] waarin deze, in reactie op de al genoemde brief van 3 oktober 2013, schrijft:
"Cliënt kan zich niet vinden in de inhoud van uw brief. Hij wenst de maatschap te continueren, zoals hij dat in het verleden ook heeft gedaan. Daarnaast wenst hij gebruik te maken van zijn recht zoals omschreven in de maatschapsakte in artikel 14 lid 1 sub e. Niet meer en niet minder. (…) Geheel ten overvloede, wenst cliënt deze wens nogmaals uitdrukkelijk bij u en uw cliënten schriftelijk onder de aandacht te brengen. Cliënt wenst de boerderij, ligboxenstal en landerijen te [B] bij partijen genoegzaam bekend voor de aanschafwaarde aan te kopen en zal deze vervolgens in gebruik en genot aan de maatschap ter beschikking stellen."Vervolgens heeft [geïntimeerde] zowel bij de conclusie van antwoord, tevens van eis in reconventie d.d. 19 februari 2014 als in zijn pleitaantekeningen ten behoeve van de comparitie d.d. 23 juni 2014 verklaard nog steeds de intentie te hebben de maatschap te continueren. Dat [geïntimeerde] tevens de wens heeft geuit, en daartoe voorbereidingen heeft getroffen, op termijn de locatie in [B] zelfstandig te exploiteren, doet hier niet aan af, omdat de in de maatschapsakte opgenomen afspraken tussen partijen er niet aan in de weg staan dat [geïntimeerde] op termijn [B] zelfstandig gaat exploiteren. In artikel 14 lid 1 sub e van de maatschapsakte is ook geen termijn gegeven gedurende welke partijen na overname van de locatie [B] door [geïntimeerde] de maatschap zouden moeten continueren. Anders gezegd: ook indien het recht van [geïntimeerde] de locatie [B] te verkrijgen was geëffectueerd en het gebruik en genot van de locatie [B] dientengevolge door [geïntimeerde] ter beschikking was gesteld aan de maatschap, stond het bepaalde in artikel 14 lid 1 sub e van de maatschapsakte er niet aan in de weg dat [geïntimeerde] op een later moment zou overgaan tot beëindiging van de maatschap, teneinde locatie [B] zelfstandig te gaan exploiteren.
Begrip aanschafwaarde
vierde griefvan [appellanten] c.s. Daarin betogen zij dat onder het begrip 'aanschafwaarde', zoals gedefinieerd in artikel 14 lid 1 sub e van de maatschapsakte, dient te worden verstaan het bedrag waarvoor het bedrijf in [B] destijds (door [appellant] ) is aangekocht, zijnde € 810.000,-, te vermeerderen met de kosten van de nadien in [B] aangebrachte verbeteringen en gedane investeringen en de aankoopkosten, alsmede de destijds door [appellant] betaalde overdrachtsbelasting, voor zover deze uitgaven specifiek ten behoeve van de locatie [B] zijn gedaan. Ter zake hiervan maken [appellanten] c.s. aanspraak op een bedrag van € 86.160,-.
aanschafwaarde, derhalve voor € 810.000,-, over te nemen. Zonder onderbouwing - die ontbreekt - valt niet in te zien dat door [geïntimeerde] op grond van de maatschapsovereenkomst ook kosten of investeringen dienen te worden betaald die niet tot waardeverhoging hebben geleid. Ook voor het overige zijn door [appellanten] c.s. onvoldoende feiten gesteld die kunnen leiden tot het oordeel dat het partijen in afwijking van de tekst van de maatschapsakte voor ogen stond in de becijfering van de aanschafwaarde ook andere kosten mee te nemen, zoals gedane investeringen en aankoopkosten.
Recht op schadevergoeding?
vijfde griefop het standpunt dat [geïntimeerde] gehouden is de schade te voldoen die [appellanten] c.s. lijden doordat na afsplitsing van de locatie [B] hun investering in de nieuwe ligboxenstal niet ten volle benut kan worden. [appellanten] c.s. stellen dat deze schade het gevolg is van toerekenbaar tekortschieten van [geïntimeerde] in de nakoming van de uit hoofde van de maatschapsakte op hem rustende verplichtingen, althans dat de redelijkheid en billijkheid meebrengen dat [geïntimeerde] deze schade dient te vergoeden.
grief vijfte falen.
Verdeling van de maatschap
grieven 6 tot en met 12in principaal appel en de
grieven 1 tot en met 3in incidenteel appel zien op verschillende onderdelen van de (financiële) afwikkeling van de maatschap, terwijl partijen in artikel 13 van de maatschapsakte overeen zijn gekomen op welke wijze het vermogen van de maatschap bij beëindiging daarvan verdeeld dient te worden. Het bepaalde in artikel 13 van de maatschapsakte heeft dan ook, behoudens indien partijen daar eenstemmig van af wensen te wijken, tot uitgangspunt te gelden bij de afwikkeling van de maatschap.
6.De beslissingHet hof, rechtdoende in hoger beroep:
dinsdag 24 april 2018voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en van hun raadslieden voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de voorzitter van de meervoudige kamer dag en uur van de verschijning zal vaststellen;