ECLI:NL:GHARL:2018:2969
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. Wijma
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onvoldoende bewijs van hinder bij voetgangersoversteekplaats
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het niet voor laten gaan van een voetganger op een voetgangersoversteekplaats. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de enkele omstandigheid dat er een voetganger op de oversteekplaats aanwezig was, onvoldoende bewijs biedt dat de betrokkene deze voetganger heeft gehinderd. De verklaringen van de verbalisant waren niet voldoende om vast te stellen dat de gedraging was verricht. Het hof heeft daarom de beslissing van de kantonrechter vernietigd en zowel de beslissing van de officier van justitie als de inleidende beschikking vernietigd. Tevens is de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 751,50.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij het opleggen van administratieve sancties en de noodzaak om aan te tonen dat een voetganger daadwerkelijk is gehinderd bij het oversteken.