ECLI:NL:GHARL:2018:2985

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 maart 2018
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
WAHV 200.190.692 en 200.190.693
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Anjewierden
  • J. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissingen kantonrechter over administratieve sancties voor snorfietsgebruik op verboden wegdeel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 16 februari 2016 de beroepen van de betrokkene ongegrond heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had tegen twee administratieve sancties van elk € 95,- beroep aangetekend. Deze sancties waren opgelegd voor het rijden met een snorfiets op een wegdeel waar dit verboden was, specifiek in de Museumstraat te Amsterdam, op 2 november en 23 november 2014. De gemachtigde betoogde dat de bebording niet duidelijk was en dat hij niet op de hoogte was van de gewijzigde verkeerssituatie. Het hof oordeelde echter dat het verbod om met een snorfiets van het betreffende weggedeelte gebruik te maken op de juiste wijze was aangeduid. De gemachtigde had niet aannemelijk gemaakt dat de betrokkene niet in staat zou zijn om de opgelegde sancties te voldoen. Het hof bevestigde de beslissingen van de kantonrechter, waardoor de sancties onherroepelijk werden en de inning ervan kon worden hervat.

Uitspraak

WAHV 200.190.692 en 200.190.693
30 maart 2018
CJIB 185610822 en 186067545
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissingen
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 16 februari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ;
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
wonende te [A] .

De beslissingen van de kantonrechter

De kantonrechter heeft de beroepen van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissingen beide ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissingen van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft verweerschriften ingediend.
De gemachtigde heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op de beroepen.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Op 26 januari 2017 is nog een brief van de gemachtigde ontvangen.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene zijn als kentekenhouder bij inleidende beschikkingen twee administratieve sancties á € 95,- opgelegd ter zake van “als (snor)fietser bij ontbreken (verpl.) (brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken”, welke gedragingen zouden zijn verricht op 2 november 2014 om 21:51 uur en op 23 november 2014 om 14:38, beide op de Museumstraat te Amsterdam, de eerste op een snorfiets met het kenteken [YY-YY-00] en de tweede op een snorfiets met het kenteken [00-00-YY] .
2. De gemachtigde, die het voertuig beide keren bestuurde, stelt dat niet duidelijk is aangegeven dat bromfietsers niet langer onder het Rijksmuseum door mogen rijden. Voorheen was dit anders: fietsers en bromfietsers mochten gezamenlijk de onderdoorgang gebruiken. Deze situatie is eeuwenlang goed geweest. Uit de geplaatste bebording blijkt niet een duidelijk onderscheid tussen fietsers en bromfietsers. Nietsvermoedend is de gemachtigde verschillende keren de onderdoorgang ingereden. Daarvoor zijn in korte tijd drie sancties opgelegd. Er zijn in het geheim camera’s geplaatst en er worden dagelijks honderden boetes opgelegd aan onwetende burgers. De gemachtigde vindt dit schaamteloos. Er had ter plekke een handhaver moeten staan om uitleg te geven over de gewijzigde situatie. De gemachtigde vraagt, mede vanwege de beperkte financiële middelen van de betrokkene, om vernietiging van de boetes.
3. De gemachtigde ontkent niet dat hij op beide tijdstippen op een snorfiets door de onderdoorgang bij het Rijksmuseum is gereden. Dit blijkt ook voldoende uit de stukken.
In geding is of het verbod om met een snorfiets van het betreffende weggedeelte gebruik te maken op de juiste wijze was aangeduid.
4. De advocaat-generaal heeft bij zijn verweerschrift een aanvullend proces-verbaal gevoegd, waarin de teamleider handhaving van de Gemeente Amsterdam onder meer het volgende op ambtseed verklaart:
“Per 13 april 2014 is er (…) een Verkeersbesluit van kracht waarin staat gesteld dat de Museumstraat een voetgangerszone is waar uitsluitend fietsers op de rijloper (het deel van de straat dat door het afwijkende bestratingspatroon herkenbaar is) worden toegestaan. Geen enkele vorm van gemotoriseerd vervoer, waaronder ook snorfietsers, is toegestaan in deze zone. Op straat wordt dit aangeduid door de borden G7, bijlage 1 RVV 1990 voorzien van de tekst: ‘Zone + symbool voetgangers’ met onderborden waarop respectievelijk is vermeld ‘fietsen toegestaan op de rijloper’ en ‘snorfietsers verboden’. (…) Sinds de heropening van het Rijksmuseum op 13 april 2013 tot 30 augustus 2014 hebben verkeersregelaars ter plekke dagelijks, 5 uur per dag, overtreders gewezen op het inrijdverbod dat voor hen geldt. Vanaf 1 september tot en met 26 oktober 2014 hebben buitengewoon opsporingsambtenaren op locatie gehandhaafd met boetes. Per 27 oktober 2014 is er een camerasysteem in werking gesteld dat gebruikt wordt voor handhaving.”
5. Bij deze verklaring zijn foto’s gevoegd van de ter plaatse aanwezige bebording. Naar het oordeel van het hof laten deze aan duidelijkheid niets te wensen over. Het verbod om met een snorfiets van het betreffende weggedeelte gebruik te maken, is op de juiste wijze aangegeven. Gelet daarop staat vast dat de beide gedragingen zijn verricht. De vraag is nu of de omstandigheden die de gemachtigde aanvoert toch rechtvaardigen dat sancties in dit geval achterwege blijven of dat het bedrag daarvan wordt gematigd (zie artikel 9, tweede lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften).
6. Naar het oordeel van het hof is dat niet het geval. Dat de gemachtigde de borden meerdere malen niet heeft opgemerkt, komt voor zijn eigen rekening. Van weggebruikers wordt verwacht dat zij te allen tijde oplettend zijn op aanwezige bebording. Verkeerssituaties kunnen wijzigen. Men dient daarop bedacht te zijn. Dit verweer van de gemachtigde slaagt dan ook niet. Hetgeen omtrent de financiële situatie van de betrokkene is aangevoerd, vormt evenmin grond voor matiging van de sanctie(s). De gemachtigde heeft niet aannemelijk gemaakt dat de betrokkene niet in staat kan worden geacht om de opgelegde administratieve sancties binnen afzienbare tijd, dat wil zeggen voor het moment dat zij, na het onherroepelijk worden daarvan, met de wettelijke verhogingen wordt geconfronteerd, geheel te voldoen.
7. Het hof komt tot de slotsom dat de kantonrechter in beide zaken een juiste beslissing heeft gegeven. Deze beslissingen worden daarom bevestigd. Met deze uitspraak zijn beide sancties onherroepelijk geworden. Het CJIB kan de inning ervan dus hervatten.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissingen van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Anjewierden, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.