ECLI:NL:GHARL:2018:3029

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
17/00352
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake specifieke zorgkosten voor dyslexie en dyscalculie van een zoon

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 april 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 februari 2017. De zaak betreft de voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2013, waarbij belanghebbende specifieke zorgkosten heeft opgevoerd voor de opleiding van zijn zoon, die lijdt aan dyslexie en dyscalculie. De zoon heeft in 2013 onderwijs gevolgd aan het [D] College, waarvoor belanghebbende € 16.936 heeft betaald, dat hij als specifieke zorgkosten in zijn aangifte heeft vermeld.

De Inspecteur heeft deze kosten echter niet aanvaard als persoonsgebonden aftrek, wat heeft geleid tot het beroep van belanghebbende bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 20 maart 2018 is de zaak behandeld, waarbij belanghebbende en vertegenwoordigers van de Inspecteur aanwezig waren.

Het Hof heeft beoordeeld of de kosten voor het onderwijs aan het [D] College als specifieke zorgkosten kunnen worden aangemerkt. Het Hof concludeert dat de kosten voor regulier onderwijs niet onder de specifieke zorgkosten vallen, ook al biedt het [D] College speciale aandacht aan studenten met dyslexie en dyscalculie. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er zijn geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 17/00352
uitspraakdatum:
4 april 2018
Uitspraak van de achtste enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 15 februari 2017, nummer AWB 16/4721 in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Arnhem(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1
De Inspecteur heeft aan belanghebbende voor 2013 een voorlopige aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: de IB/PVV) opgelegd. Daarbij is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht.
1.2
Op het bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag en, naar het Hof begrijpt, de beschikking bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd.
1.3
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5
Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.
1.6
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 maart 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen belanghebbende alsmede, namens de Inspecteur, [A] , tot bijstand vergezeld door [B] .

2.De vaststaande feiten

2.1
Een zoon van belanghebbende, [C] , geboren [in] 1995 (hierna: de zoon) heeft dyslexie en dyscalculie, hetgeen door een bevoegde orthopedagoog is vastgesteld. Op grond van een daarvoor opgestelde verklaring geniet de zoon bij het volgen van onderwijs bepaalde faciliteiten.
2.2
De zoon heeft in 2013 onderwijs gevolgd aan het [D] College. Belanghebbende heeft ter zake daarvan een bedrag van € 16.936 betaald. Hij heeft dit bedrag in zijn aangifte voor 2013 vermeld als specifieke zorgkosten, meer in het bijzonder: kosten van hulpmiddelen.
2.3
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag de in de aangifte vermelde aftrek wegens specifieke zorgkosten, na aftrek van de drempel een bedrag van € 15.980, niet aanvaard als persoonsgebonden aftrek.

3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1
In geschil is de vastgestelde voorlopige aanslag. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de Inspecteur bij het vaststellen van het belastbare inkomen uit werk en woning terecht de door belanghebbende betaalde uitgaven voor een opleiding van de zoon aan het [D] College niet in aanmerking heeft genomen als specifieke zorgkosten.
3.2
Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken.
3.3
Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag.
3.4
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4.Beoordeling van het geschil

4.1
Het [D] College is een particuliere onderwijsinstelling die regulier onderwijs aanbiedt op mavo-, havo- en vwo-niveau. Kenmerk is kleinschalig onderwijs met veel persoonlijke aandacht.
4.2
Op grond van artikel 6.17 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet IB) behoren – onder meer – tot de specifieke zorgkosten uitgaven voor genees- en heelkundige hulp, farmaceutische hulpmiddelen of andere hulpmiddelen. Als ander hulpmiddel wordt mede in aanmerking genomen een middel dat de persoon in staat stelt tot het verrichten van een normale lichaamsfunctie waartoe hij zonder dat middel niet in staat zou zijn.
4.3
Het door belanghebbende betaalde bedrag aan het [D] College betreft in zijn geheel het schoolgeld voor het volgen van onderwijs. Belanghebbende heeft ter zitting bevestigd dat daarin niet een bedrag is begrepen voor genees- of heelkundige hulp.
4.4
Naar het oordeel van het Hof kunnen de kosten van onderwijs aan het [D] College niet worden aangemerkt als kosten van hulpmiddelen in de zin van artikel 6.17 van de Wet IB. Hieraan doet niet af dat dyslexie en dyscalculie, naar tussen partijen niet in geschil is, kunnen worden gerangschikt onder het begrip aandoening/invaliditeit. Ook al biedt het [D] College speciale aandacht aan studenten met die aandoeningen, het blijft normaal regulier onderwijs. Aan vorenstaand oordeel doet evenmin af dat, zoals belanghebbende betoogt, het onderwijs aan het [D] College zijn zoon in staat stelt met goed gevolg een hoger onderwijsniveau af te ronden dan in het onderwijs dat in zijn woonplaats wordt aangeboden, en dat hij daardoor een betere maatschappelijke positie kan bereiken.
Slotsom
Het hoger beroep is ongegrond.

5.Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van M.W.M. Nijland als griffier.
De beslissing is op
4 april 2018in het openbaar uitgesproken.
(M.W.M. Nijland)
(J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 4 april 2018
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.