ECLI:NL:GHARL:2018:3178
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. Wijma
- A. Eskandari
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van het instellen van beroep in verkeerszaken en de verantwoordelijkheid van de betrokkene voor adreswijzigingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland van 6 maart 2017. De zaak betreft de tijdigheid van het instellen van beroep tegen een inleidende beschikking van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) in een verkeerszaak. De betrokkene, vertegenwoordigd door gemachtigden, heeft aangevoerd dat zij op 3 juni 2014 zijn verhuisd naar Duitsland en dat het CJIB (Centraal Justitieel Incassobureau) alle post naar het oude adres heeft verzonden. Hierdoor konden zij niet tijdig reageren op de inleidende beschikking, die op 9 februari 2015 was verzonden. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard, omdat het beroep niet tijdig was ingesteld.
Het hof heeft de argumenten van de gemachtigden beoordeeld en vastgesteld dat het CJIB op 17 maart 2015 de inleidende beschikking als onbestelbaar retour ontving. Het hof oordeelt dat het CJIB, na ontvangst van de onbestelbare retour, een onderzoeksplicht had om het adres van de betrokkene na te gaan. Het hof concludeert dat de betrokkene verantwoordelijk is voor het tijdig doorgeven van adreswijzigingen aan de Kamer van Koophandel (KvK). De gemachtigden hebben niet kunnen aantonen dat de adreswijziging vóór de verzending van de inleidende beschikking was doorgegeven.
Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af. De betrokkene wordt niet in het gelijk gesteld, en het hof merkt op dat in een andere zaak met een ander CJIB-nummer een andere sanctie is opgelegd. Het hof wijst ook in die zaak arrest.