Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
1.de gecertificeerde instelling
2.[de vader] ,
1.[informant1] ,
2.[informant2] ,
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uithuisplaatsing en ondertoezichtstelling van de minderjarige [de minderjarige1]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft grieven ingediend tegen de beschikkingen van de kinderrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die eerder de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing had verleend. De moeder verzocht om de bestreden beschikkingen te vernietigen en de ondertoezichtstelling op te heffen, maar het hof oordeelde dat de zorgen over de veiligheid van de minderjarige niet waren weggenomen. Het hof concludeerde dat de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing noodzakelijk waren om de veiligheid van [de minderjarige1] te waarborgen, gezien de problematische situatie van de moeder en haar onvermogen om een veilige opvoedingssituatie te creëren. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikkingen van de kinderrechter en wees de verzoeken van de moeder af, waaronder het verzoek om een uitgebreidere omgangsregeling en het verzoek om geluids- en beeldopnames toe te staan. Het hof benadrukte het belang van de veiligheid van de minderjarige en de noodzaak van hulpverlening voor de moeder.