Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een verzoek tot wijziging van de partneralimentatie na een kortdurend kinderloos huwelijk. Het huwelijk van partijen is in 2013 ontbonden, en de vrouw had eerder verzocht om partneralimentatie, welke door de rechtbank Noord-Nederland was afgewezen. Het hof had in 2014 bepaald dat de man een bijdrage van € 210,- per maand moest betalen, die in 2016 was geïndexeerd naar € 216,37. De vrouw verzocht in 2016 om de alimentatie te verhogen naar € 2.000,- per maand, terwijl de man verzocht om de alimentatie op nihil te stellen. De rechtbank had de alimentatie verlaagd naar € 453,- per maand, waarop de vrouw in hoger beroep ging.
Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2018 werd duidelijk dat de vrouw geen enkele poging had ondernomen om betaalde arbeid te vinden, ondanks dat zij in staat werd geacht om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof oordeelde dat de vrouw onvoldoende had aangetoond dat zij niet in haar eigen levensonderhoud kon voorzien en dat zij geen behoefte had aan een aanvullende uitkering van de man. De grieven van de man met betrekking tot de behoeftigheid van de vrouw slaagden, en het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank. De alimentatie werd met ingang van 5 april 2018 op nihil gesteld, en het hof verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
De beslissing van het hof benadrukt de verantwoordelijkheid van de vrouw om zelf in haar levensonderhoud te voorzien, vooral gezien de korte duur van het huwelijk en het ontbreken van kinderen. Het hof concludeerde dat de vrouw geen recht had op een hogere alimentatie, gezien haar gebrek aan inspanning om werk te vinden en haar financiële situatie.