In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, die op 28 maart 2017 de beroepen inzake boetebeschikkingen gegrond verklaarde en de boetebeschikkingen verminderde. Belanghebbende had voor de jaren 2010 en 2011 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) ontvangen, waarbij de inspecteur vergrijpboetes had opgelegd. De inspecteur had vastgesteld dat belanghebbende inkomsten uit Zwitserland had ontvangen, die hij niet had aangegeven. Belanghebbende betwistte de aanslagen en de boetes, en stelde dat de inspecteur zijn geheimhoudingsplicht had geschonden door informatie over deze inkomsten met de BV te delen. Het hof oordeelde dat de inspecteur zijn geheimhoudingsplicht niet had geschonden, omdat de informatie relevant was voor de belastingheffing. Het hof bevestigde dat de Zwitserse inkomsten terecht bij belanghebbende waren belast en niet bij de BV, en dat de boetes moesten worden verminderd in lijn met de vermindering van de aanslagen. Het hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verminderde de aanslagen en de boetes, en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende.