ECLI:NL:GHARL:2018:3338

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.194.675
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over administratieve sanctie voor parkeren in groenstrook

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 13 januari 2016 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene voor het laten staan van een voertuig in een park, plantsoen of openbare beplantingen. De kantonrechter had de oorspronkelijke sanctie van € 90,- gematigd tot € 71,-. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij zijn voertuig op de groenstrook voor zijn woning moest plaatsen om het te kunnen wassen, omdat er onvoldoende ruimte op zijn oprit is en de dichtstbijzijnde wasstraat te ver weg is. Hij stelt dat er geen hinder voor andere weggebruikers is en dat er geen gevaarlijke verkeerssituatie is ontstaan.

Het gerechtshof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene de gedraging heeft erkend. De rechtbank heeft in het verleden al geoordeeld dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van deze verklaring twijfelen. Het hof oordeelt dat de betrokkene niet heeft aangetoond dat hij onder de gegeven omstandigheden niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan. Het beroep op overmacht wordt verworpen, omdat de betrokkene niet heeft aangetoond dat het noodzakelijk was om zijn voertuig op de groenstrook te wassen.

Daarnaast oordeelt het hof dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om het bedrag van de sanctie verder te matigen. De omstandigheid dat de betrokkene geen hinder heeft veroorzaakt, is niet voldoende om van de vastgestelde tarieven af te wijken. Het hof bevestigt daarom de beslissing van de kantonrechter en handhaaft de sanctie van € 71,-.

Uitspraak

WAHV 200.194.675
11 april 2018
CJIB 181141414
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 13 januari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gedeeltelijk gegrond verklaard en de sanctie gematigd tot een bedrag van € 71,-.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “voertuig laten staan in een park, plantsoen of openbare beplantingen of groenstroken”, welke gedraging zou zijn verricht op 24 april 2014 om 12.06 uur op de Diamantweg te Oss met het voertuig met het kenteken
[00-YY-YY] . De kantonrechter heeft de sanctie gematigd tot een bedrag van € 71,-
2. De betrokkene erkent de gedraging te hebben verricht, maar wenst dat de boete komt te vervallen omdat hij zijn voertuig graag bij zijn huis wil blijven wassen. De betrokkene stelt dat hij genoodzaakt is om zijn voertuig voor het wassen op de groenstrook voor zijn woning te plaatsen. De betrokkene stelt dat het niet mogelijk is om het voertuig op zijn oprit te wassen omdat er onvoldoende ruimte is. Zijn (tuin)slang is daarnaast niet lang genoeg om zijn voertuig te wassen in de parkeerhaven die enkele meters verderop zit. Voorts is de dichtstbijzijnde wasstraat aan de andere kant van Oss. Hij moet hiervoor een kwartier rijden waardoor dit extra belastend is voor het milieu. De betrokkene voert voorts nog aan dat de weggebruikers op geen enkele manier worden gehinderd. Er is - anders dan wanneer hij op het trottoir of rijbaan zou parkeren - geen sprake van een gevaarlijke verkeerssituatie.
3. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van het bepaalde in artikel 5:11 van de APV van de gemeente Oss. Dit artikel luidt - voor zover van belang - als volgt:
''1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
2. Dit verbod is niet van toepassing:
a. op de weg;
b. op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;
c. op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.(…)''
4. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB - zakelijk weergegeven - in dat het voertuig van de betrokkene op 24 april 2014 heeft gestaan in een park, plantsoen of openbare beplantingen of groenstroken.
6. Gelet op de stukken in het dossier en in aanmerking genomen dat de betrokkene erkent dat zijn voertuig op de onder 1. genoemde datum en tijdstip op de groenstrook heeft gestaan, staat vast dat de gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof, gelet op hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd te beoordelen of er desondanks omstandigheden zijn om in dit geval een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie (verder) te matigen.
7. Het verweer van de betrokkene betreft in feite een beroep op overmacht. Een geslaagd beroep op overmacht kan leiden tot het oordeel dat de gedraging is verricht onder zodanige omstandigheden dat de sanctie achterwege zou moeten blijven. Aan een dergelijk beroep dient tenminste de eis te worden gesteld dat feiten en omstandigheden worden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk kan worden dat de betrokkene onder de gegeven omstandigheden niet anders heeft kunnen handelen dan hij heeft gedaan. Aan dit vereiste is niet voldaan. De omstandigheid dat zijn oprit niet groot genoeg is om zijn voertuig te wassen, maakt niet dat hij zijn voertuig op de groenstrook mocht plaatsen. Niet gebleken is immers dat het voor de betrokkene noodzakelijk was om zijn voertuig te wassen dan wel dat hij niet elders in zijn straat zijn voertuig kon wassen (waar parkeren wel was toegestaan) met eventueel een langere (tuin)slang. De betrokkene had er bijvoorbeeld ook voor kunnen kiezen om zijn voertuig te (laten) wassen bij een wasstraat waar hij langsrijdt zodat hij geen extra kilometers hoeft te maken en het dus minder belastend is voor het milieu. Het beroep op overmacht zal daarom worden verworpen.
8. Voorts is er naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval geen sprake van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om het bedrag van de sanctie (verder) te matigen. De omstandigheid dat de bestuurder geen hinder heeft veroorzaakt en de verkeersveiligheid niet in gevaar zou hebben gebracht, zijn geen omstandigheden die aanleiding geven af te wijken van de vastgestelde tarieven. Het verrichten van een gedraging als de onderhavige kan op zichzelf al het opleggen van een sanctie rechtvaardigen. De mogelijkheid tot oplegging van een sanctie als de onderhavige heeft de wetgever niet afhankelijk gesteld van hinder of gevaarzetting.
9. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.