ECLI:NL:GHARL:2018:3343

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.191.737
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Beswerda
  • M. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake niet behoorlijk afgeven rijbewijs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 23 februari 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, een marktkoopman, werd beboet voor het niet op eerste vordering afgeven van zijn rijbewijs op 20 juli 2014. De betrokkene betwistte de gedraging en voerde aan dat hij door een politievoertuig werd gehinderd en dat hij niet om zijn rijbewijs werd gevraagd, maar om zijn legitimatie. Het hof oordeelde dat de beslissing van de kantonrechter vernietigd moest worden vanwege formele gronden, omdat het proces-verbaal niet was ondertekend door de kantonrechter. Het hof beoordeelde vervolgens de beslissing van de officier van justitie, die de boete had opgelegd. De ambtsedige verklaring van de verbalisant werd als voldoende bewijs beschouwd om de gedraging vast te stellen. Het hof verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de verweren van de gemachtigde geen doel troffen. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en bevestigde de sanctie opgelegd door de officier van justitie.

Uitspraak

WAHV 200.191.737
11 april 2018
CJIB 185153584
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 23 februari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
gevestigd te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
Namens de betrokkene is schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De bestreden beslissing is aangetekend in het proces-verbaal van de zitting van de kantonrechter. Het hof stelt vast dat daarin wel de naam is vermeld van de kantonrechter die het beroep van de betrokkene heeft behandeld, maar dat het proces-verbaal niet is ondertekend door de kantonrechter. In het proces-verbaal is ook niet vermeld dat de kantonrechter buiten staat was dit (mede) te ondertekenen. Ondertekening door de rechter dient het belang dat de rechter daarmee bevestigt dat de weergegeven beslissing de zijne is. Het hof is daarom van oordeel dat het gebrek van dien aard is dat de beslissing van de kantonrechter reeds daarom moet worden vernietigd (vgl. het arrest van dit hof van 23 mei 2016, gepubliceerd op rechtspraak.nl met vindplaats ECLI:NL:GHARL:2016:3934).
2. Ter beoordeling van het hof is nu het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie. Deze heeft het beroep van de betrokkene tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Bij die inleidende beschikking is aan de betrokkene een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “niet op eerste vordering behoorlijk het rijbewijs ter inzage afgeven”, welke gedraging zou zijn verricht op 20 juli 2014 om 09:00 uur op de Nieuwmarkt te Amsterdam.
3. Namens de betrokkene wordt betwist dat de gedraging is verricht. De betrokkene is marktkoopman. Op 20 juli 2014 moest hij zich haasten om in te loten voor een plekje op de Nieuwmarkt. De loting begint om 9:00 uur en de vaste plek van de betrokkene zou worden vergeven wanneer hij te laat zou komen. De betrokkene kon de Nieuwmarkt niet op rijden, omdat de weg werd geblokkeerd door een politievoertuig. De betrokkene verzocht de verbalisant vriendelijk om zijn voertuig te verplaatsen, maar de verbalisant weigerde dat. Vervolgens is de betrokkene naar de Nieuwmarkt gelopen om zich in te loten. Toen hij terugkwam bij zijn voertuig stond de auto van de verbalisant er nog steeds. Weer vroeg de betrokkene beleefd aan de verbalisant om de politieauto te verplaatsen, wat die opnieuw weigerde. De verbalisant dreigde met een bekeuring, waarop de betrokkene dreigde een klacht over de verbalisant in te dienen. Vervolgens escaleerde de situatie. Op enig moment vroeg de verbalisant om het identiteitsbewijs van de betrokkene. Deze overhandigde in alle consternatie per ongeluk zijn marktpas. Toen de verbalisant hem daarop wees, gaf de betrokkene hem alsnog zijn legitimatiebewijs. De betrokkene betwist dat hem naar zijn rijbewijs werd gevraagd; de verbalisant vroeg enkel om legitimatie. Verder ontkent de betrokkene dat hem de cautie is verleend. Ook kan het tijdstip van 09:00 uur niet kloppen; de loting begon om die tijd en duurde een minuut of tien. Gelet op dit alles moet de juistheid van de verklaring van de verbalisant worden betwijfeld, aldus de gemachtigde.
4. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. De advocaat-generaal heeft de verbalisant een aanvullend proces-verbaal op laten maken, waarin deze reageert op de namens de betrokkene gevoerde verweren. In dit proces-verbaal legt de verbalisant (onder meer) de volgende ambtsedige verklaring af:
“Ik had inderdaad mijn herkenbare politievoertuig op de rijbaan stilgezet omdat ik er zelf niet door kon vanwege de manier van parkeren van de persoon die ik aan het verbaliseren was. Dit houdt in dat ik zelf niet verder kon rijden, ook al zou ik dat willen. (…) Terwijl ik in mijn politie-uniform bezig was met verbaliseren, hoor ik opeens vlak achter mij luid geclaxonneer en ik hoor direct daarop een manspersoon schreeuwen: ‘Hé, ga eens aan de kant, door jou kom ik te laat, je blokkeert de weg!’. Ik werd niet eens aangesproken maar direct getutoyeerd en er werd op luide toon naar mij geschreeuwd. (…) Ik keek achterom en zei [betrokkene] dat ik zo klaar was en direct mijn auto weg zou halen. Ik zag vervolgens dat [betrokkene] direct uitstapte en hoorde dat hij ontzettend tegen mij bleef schreeuwen. (…) Ik heb [betrokkene] oplossingen aangedragen en geduld met hem gehad, maar ik kon niet tot hem doordringen. Ik vroeg in eerste instantie zijn rijbewijs, die [betrokkene] mij niet overhandigde, waarop ik zijn rijbewijs vorderde. Ik zag dat [betrokkene] mij een document overhandigde wat een marktpas bleek te zijn. Ik vraag nooit om een marktpas en vroeg vervolgens nogmaals duidelijk zijn rijbewijs. Pas na vorderen en een boete aanzeggen, gaf [betrokkene] mij het gevraagde rijbewijs. (…) Het tijdstip van uitschrijven van de boetes was inderdaad 09:00 uur omdat [betrokkene] de eerste minuten tegen mij aan het schelden was en ik daar eerst mee moest handelen voordat ik hem en zijn voertuig kon controleren.”
6. Het hof is van oordeel dat met de ambtsedige verklaring van de verbalisant de bezwaren van de betrokkene afdoende zijn weersproken. Het hof ziet in de andersluidende verklaring van de betrokkene geen aanleiding om de ambtsedige verklaring van de verbalisant ongeloofwaardig te achten. Gelet daarop staat vast dat de gedraging is verricht. Daarvoor is terecht een sanctie opgelegd. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is daarom ongegrond.
7. Omdat de beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd, is vervolgens de vraag aan de orde of termen aanwezig zijn voor toewijzing van het verzoek om de kosten, gemaakt in hoger beroep, te vergoeden. Het hof stelt vast dat de beslissing van de kantonrechter wegens formele gronden wordt vernietigd. Het betreft hier niet een punt dat door de gemachtigde naar voren is gebracht en ligt ook niet in het verlengde daarvan. Alle verweren die door de gemachtigde naar voren zijn gebracht treffen geen doel. Hierop gelet acht het hof het niet redelijk een proceskostenvergoeding toe te kennen voor de kosten gemaakt in hoger beroep. Het hof zal het verzoek tot vergoeding van kosten daarom afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.