In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Gelderland, die een navorderingsaanslag erfbelasting had vernietigd. De Inspecteur had aan belanghebbende, een erfgenaam, een navorderingsaanslag opgelegd voor het jaar 2012, na het constateren van een fout in de code voor verwantschap die door een medewerker van de Belastingdienst was ingevoerd. De rechtbank oordeelde dat de Inspecteur niet bevoegd was tot navordering, omdat er sprake was van een beoordelingsfout en niet van een herstelbare fout in de zin van artikel 16, lid 2, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
De Inspecteur ging in hoger beroep, stellende dat er wel degelijk sprake was van een fout die via navordering kon worden hersteld. Het Hof heeft de feiten en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het Hof concludeert dat de medewerker van de Belastingdienst een onjuiste code heeft aangeklikt, wat leidde tot een onjuiste vaststelling van de belastingplicht. Het Hof oordeelt dat deze fout niet kan worden hersteld door middel van navordering, omdat het gaat om een beoordelingsfout van de Inspecteur.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Tevens wordt de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 april 2018.