ECLI:NL:GHARL:2018:3396

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
12 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.196.152
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van administratieve sanctie wegens onterecht opleggen aan kentekenhouder in plaats van bestuurder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een administratieve sanctie die was opgelegd aan de kentekenhouder van een voertuig, terwijl de gemachtigde, die het voertuig feitelijk bestuurde, niet als bestuurder was aangesproken door de verbalisant. De betrokkene ontving een bekeuring voor het niet gebruiken van de rijbaan, terwijl de verbalisant had aangegeven dat de gemachtigde door moest rijden en dreigde met een bekeuring. De gemachtigde heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond had verklaard.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verbalisant niet de identiteit van de bestuurder heeft vastgesteld, terwijl er een reële mogelijkheid was om dit te doen. Volgens artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) dient een sanctie bij voorkeur aan de bestuurder te worden opgelegd. Het hof concludeert dat de sanctie onterecht aan de kentekenhouder is opgelegd, omdat de verbalisant de bestuurder had kunnen aanspreken. Hierdoor is gehandeld in strijd met de Wahv.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter vernietigd, het beroep gegrond verklaard en de sanctie opgelegd aan de kentekenhouder vernietigd. Tevens is bepaald dat het bedrag dat door de betrokkene als zekerheid was gesteld, aan haar wordt gerestitueerd. Deze uitspraak benadrukt het belang van het vaststellen van de identiteit van de bestuurder voordat een sanctie kan worden opgelegd aan de kentekenhouder.

Uitspraak

WAHV 200.196.152
12 april 2018
CJIB 187590498
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 17 juni 2016
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
wonende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken”, welke gedraging op 8 februari 2015 om 14:13 uur zou zijn verricht met het voertuig met het kenteken [0-YYY-00] op de Delftsevaart te Rotterdam.
2. De gemachtigde, die het voertuig op voormelde datum en tijd bestuurde, stelt dat de verbalisant in een auto naast haar auto stopte en wild gebaarde. Toen de gemachtigde haar portierraam opende, gaf de verbalisant te kennen dat zij door moest rijden en dreigde hij een bekeuring uit te schrijven. De gemachtigde stelt dat zij daarop is weggereden. Vervolgens is toch een sanctie opgelegd.
3. In reactie op het verweer van de gemachtigde heeft de verbalisant d.d. 26 maart 2015 een aanvullend proces-verbaal opgemaakt, waarin hij onder meer het volgende verklaart:
“Op zondag 2 februari 2015 (het hof begrijpt: 8 februari 2015) omstreeks 14:13 uur bevond ik mij in uniform gekleed en met handhaving belast op de voor het openbaar verkeer openstaande weg de Delftsestraat te Rotterdam en constateerde aldaar het volgende: R 315B - Als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken (bijv. laten stilstaan op een trottoir/voetpad etc.).
Ik zag daar een motorvoertuig van het merk Volkswagen, kleur blauw, voorzien van het kenteken [0-YYY-00] geparkeerd staan op het trottoir. Bestuurder een oprijteken gegeven waarop hij geen gehoor gaf, waarop ik ben overgegaan tot het uitschrijven van een bekeuring.”
4. Op grond van artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) kan een sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd, wanneer is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met een voertuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is.
5. Naar vaste rechtspraak van het hof brengt voormelde bepaling met zich dat een sanctie ingevolge de Wahv zo mogelijk aan de bestuurder moet worden opgelegd. Slechts wanneer zich geen reële mogelijkheid voordoet tot vaststelling van de identiteit van de bestuurder, kan de sanctie aan de kentekenhouder van het voertuig worden opgelegd.
6. De gang van zaken zoals de gemachtigde die beschrijft, geeft aanleiding om te toetsen of de verbalisant in dit geval de sanctie aan de kentekenhouder mocht opleggen. Wanneer de verbalisant wordt gevolgd in zijn verklaring dat de bestuurder van het voertuig geen gehoor gaf aan zijn teken om weg te rijden, dan valt niet in te zien waarom de verbalisant de bestuurder niet heeft kunnen aanspreken om de identiteit van de bestuurder vast te stellen. Conform het uitgangspunt van artikel 5 van de Wahv had de sanctie in dat geval aan de bestuurder kunnen worden opgelegd. Door de sanctie aan de kentekenhouder op te leggen, terwijl aannemelijk is dat er een reële mogelijkheid bestond om de sanctie aan de bestuurder op te leggen, is gehandeld in strijd met artikel 5 van de Wahv. Dat moet leiden tot vernietiging van de inleidende beschikking. Wat de gemachtigde verder heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking meer.
7. Gelet op het voorgaande wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 13 april 2015, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 187590498 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.