ECLI:NL:GHARL:2018:3463

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
200.228.841/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling van een minderjarige met ernstige gezondheidsklachten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder van de minderjarige, die in hoger beroep is gegaan, heeft zorgen geuit over de gezondheid van haar kind, dat kampt met ernstige klachten zoals slaapapneu en andere medische problemen. Het hof heeft in zijn beschikking de eerdere beslissing van de kinderrechter bekrachtigd, waarbij werd geoordeeld dat de minderjarige onder toezicht moet worden gesteld. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder de zorg die noodzakelijk is voor het wegnemen van de bedreiging voor de ontwikkeling van de minderjarige niet of onvoldoende accepteert. Het hof heeft daarbij verwezen naar de medische gegevens en rapportages die niet altijd overeenkomen met de informatie die de moeder verstrekt. De moeder heeft in het verleden geweigerd om toestemming te geven voor het benaderen van behandelende artsen, wat het voor de raad moeilijk maakte om een goed beeld van de situatie te krijgen. Het hof heeft geconcludeerd dat er een regie door een gezinsvoogd noodzakelijk is, gezien de complexiteit van de situatie en de zorgen over de gezondheid van de minderjarige. De beslissing van het hof benadrukt het belang van een neutrale derde partij die de belangen van de minderjarige waarborgt en de moeder ondersteunt in haar opvoedingstaken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.228.841/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/120244 / JE RK 17-378)
beschikking van 10 april 2018
inzake
[verzoekster],
wonende op
een geheim adres,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. drs. M. Erkens te Den Haag,
en
de raad voor de kinderbescherming,
regio Noord Nederland, locatie Groningen,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de raad.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Noord | Drenthe,
verder te noemen: de GI, en
[de vader],
wonende te [A] ,
verder (ook) te noemen: de vader,
advocaat: mr. M.J.G. Jolink te Harderwijk.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 6 maart 2018 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum.
1.2
Ingevolge voormelde tussenbeschikking heeft het hof de vader alsnog aangemerkt als belanghebbende, zijn aan hem de processtukken toegezonden en is hij in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen.
1.3
Het verdere verloop blijkt uit:
- een e-mail namens de raad van 6 maart 2018, inhoudende het bericht dat de raad geen gebruik maakt van de bij brief van het hof van 22 februari 2018 geboden gelegenheid om
te reageren (ten aanzien van het begrip belanghebbende);
- het verweerschrift van de vader;
- een journaalbericht van mr. drs. Erkens van 30 maart 2018 met productie(s), zijnde een reactie op het verweerschrift van de vader.
1.4
De vader heeft het hof in zijn verweerschrift verzocht om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te bekrachtigen.

2.De motivering van de beslissing

2.1
Het hof blijft bij hetgeen is overwogen en beslist in de (tussen)beschikking van
6 maart 2018, voor zover hierna niet anders wordt overwogen of beslist.
De ondertoezichtstelling
2.2
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
2.3
Het hof is van oordeel dat de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd moet worden omdat het noodzakelijk is dat [de minderjarige] onder toezicht wordt gesteld voor de periode zoals nu aan het hof voorgelegd. Het hof overweegt daartoe als volgt.
2.4
Het hof verwijst naar 5.13 in zijn tussenbeschikking van 6 maart 2018.
De moeder stelt dat er (nog) geen medische diagnose is gesteld ondanks onderzoek en betrokkenheid van medici verbonden aan tenminste een zestal ziekenhuizen en instanties.
De klachten waar [de minderjarige] volgens de moeder mee kampt zijn niettemin zeer zorgelijk en lijken in ernst toe te nemen. Het hof citeert uit onder meer:
(Verweerschrift in eerste aanleg, productie 1, [B] , brief 29 april 2016)
(Anamnese) […] Sinds de geboorte moeilijk slapen. Eerst met name in slapen, waarbij hij veel huilde en onrustig was. Nu vooral niet doorslapen.
Wordt regelmatig 's nachts wakker als gevolg van een incident: blauwverkleuring, soms ook slap en niet aanspreekbaar. […] Januari 2016 vond moeder [de minderjarige] voor het eerst slap en blauw in bed. Sindsdien is dit regelmatig gebeurd. Daarnaast ook overdag perioden van blauw zien: […]. Slaapt nu onder bewaking. Daarop waren 1-5 incidenten per nacht te zien.
Met 1L zuurstof 's nachts zijn er gedurende 3 weken minder incidenten geweest.
De laatste twee weken is er weer een frequentie en ernst van de incidenten.
Voor het eerst 2x overdag een incident gehad waarbij hij ook volledig weg raakte en slap werd; 1x werd hij blauw tijdens het lopen en viel plat voorover op de grond, volledig slap, kwam direct weer bij. […]
(Verweerschrift in eerste aanleg, productie 2, [B] , brief 14 november 2016, opname van 8 november 2016 tot en met 14 november 2016)
(Anamnese) […] [de minderjarige] had een apneu. Deze apneus komen sinds januari al voor en er is een patroon in te herkennen. […] Het zijn aanvallen van blauw/grijs verkleuren. Betreft cyanose rond de mond, onduidelijk of tong cyanotisch wordt. […] Hij heeft deze aanvallen vooral 's nachts wel 1-5 keer per nacht. Overdag komt het ook voor. Hij is hierbij ook kortademig. […] Sinds hij kan lopen valt hij geregeld voorover, recent nog hoofdwond. […]
(Verweerschrift in eerste aanleg, productie 3, [B] , brief van 6 december 2016)
(Anamnese) Afgelopen rustig beeld, echter laatste dagen weer onrustig. Slaapt onrustig veel wakker, weer hartfrequentie wisselingen, temperatuur 34-35 graden, opnieuw geobstipeerd. Toenemend vermoeid.
(Verweerschrift in eerste aanleg, productie 4, [B] , brief van 19 januari 2017)
(Anamnese) […] Nu bijv. verminderd gebruik li lichaamshelft waarvoor beoordeling door neuroloog.
(Rapport Raadsonderzoek, 28 augustus 2017)
(bronnen: beschikking rechtbank d.d. 22 juni 2016, d.d. 25 januari 2017)
(p. 3) […] Moeder voert ter zitting verweer, zij stelt dat [de minderjarige] ernstig ziek is. [de minderjarige] heeft vanaf zijn geboorte al slaapproblemen en hij is gediagnosticeerd met het centraal slaapapneu en krijgt 's nachts extra zuurstof toegediend. […]
(p. 4) Moeder verklaart ter zitting dat er bij [de minderjarige] sprake is van slaapapneu en disregulatie van het autonoom systeem. Hij is uitbehandeld bij het [B] en daarom is er een afspraak gemaakt in het ziekenhuis van [C] voor een second opinion. Mocht daar niets uitkomen dan is een specialist in New York nog een optie. De afwijking van [de minderjarige] is heel bijzonder en komt dan ook niet vaak voor. [de minderjarige] valt nog steeds vaak weg, wat maakt dat nader onderzoek hiernaar op zijn plaats is. […]
(Bron: telefonische contacten, gesprek moeder d.d. 13 april 2017 en d.d. 13 juni 2017 […])
(p. 7, de moeder) […] Moeder vertelt dat het nu niet goed gaat met [de minderjarige] . Hij heeft problemen met ademhalen. Moeder vertelt dat hij 's nachts aan het zuurstof ligt. Ook heeft [de minderjarige] last van zijn spieren. Hij heeft een spierziekte of een ademhalingsziekte, dit is gezegd door de arts in [C] , aldus de moeder. Recent is moeder met [de minderjarige] naar een arts in [C] geweest nadat ze hem in het [B] niet verder konden helpen. Het ziekenhuis in [C] kan de ademhalingsziekte die het [B] stelt niet onderbouwen. Nu is [de minderjarige] doorverwezen naar het ziekenhuis in [D] of [E] en in één van die ziekenhuizen gaan ze uitzoeken of het een ademhalings- of spierziekte is […]. [de minderjarige] heeft nog wel zijn controles in het [B] . In mei wordt hij daar ook een week opgenomen door het SOLK (somatisch onvoldoende verklaarde klachten) team. Moeder vertelt dat regelmatig voorkomt dat [de minderjarige] blauw/grijs wordt en dan zomaar voorover valt.
Overdag ligt [de minderjarige] veel, slapen durft hij niet goed. Moeder en [de minderjarige] slapen in één bed, elke nacht gaat het zuurstofapparaat wel een keer af, moeder moet hem dan extra zuurstof toevoegen. […] [de minderjarige] eet slecht, het drinken gaat redelijk. […] Moeder merkt dat er nu even een achteruitgang is in zijn ontwikkeling.
(p. 8, de moeder) [de minderjarige] begint te kwijlen en is slechter te verstaan dit zijn nieuwe symptomen die erbij komen. […] Moeder vertelt dat [de minderjarige] nooit alleen gelaten kan worden. Een paar keer per week stopt hij gewoon met ademen. […] Moeder vertelt dat er na de opname, eind mei, bij het SOLK team geen echte diagnose is gesteld.
Er is wel veel aan de hand, het [B] zal het proces in de gaten houden en [de minderjarige] zal iedere 6 weken naar het ziekenhuis gaan en zal er steeds bekeken worden welke klachten erbij gekomen zijn en welke klachten verdwenen zijn. Zo is recent gebleken dat [de minderjarige] niet goed ziet, verder kwijlt hij en heeft vaak hoge koorts […].
(p. 12, de moeder) […] Het gaat de laatste 2 weken weer heel slecht met [de minderjarige] . Hij heeft zuurstofaanvallen gehad, heeft pijn in zijn rug en zijn benen als hij verschoond moet worden laat hij zijn urine lopen. […]
(Beschikking rechtbank 4 oktober 2017)
[…] Moeder heeft ter zitting verklaard dat in het [F] zal worden gekeken naar welke onderzoeken er allemaal zijn gedaan. Er is geen sprake van een second opinion. Men gaat er bekijken wat het beeld is en welke behandeling er eventueel moet gaan komen. Het [B] heeft aangegeven het van belang te vinden voor de lichamelijke ontwikkeling van [de minderjarige] dat er een revalidatiearts betrokken wordt, om te voorkomen dat [de minderjarige] binnenkort minder of helemaal niet meer loopt.
(Familiegroepsplan [de minderjarige] (ongedateerd) van moeder, verstuurd aan de GI op
25 januari 2018)
(moeder) […] [de minderjarige] heeft te kampen met centrale apneus (zuurstoftekort), waardoor hij wegraakt, dysregulatie van het autonoom systeem, variabele hartslag tussen de 60 en 188/min, dalingen in zuurstofconcentratie, spierpijnklachten en onbegrepen obstipatieklachten en van tijd tot tijd spierkrachtvermindering. Hij is snel van slag bij veranderde situaties.
[…] [de minderjarige] kampt met levensbedreigende wegrakingen. […]
(Journaalbericht 6 februari 2018, brief (namens) moeder van 6 februari 2018)
[…] [de minderjarige] is ernstig ziek. Het is niet zo dat [de minderjarige] verder prima functioneert en dat er alleen onduidelijkheid is over zuurstofdalingen in zijn bloed en zijn hartslag. Moeder is 24/7 per week bezig met zorg en toezicht op [de minderjarige] . […] [de minderjarige] heeft veel lichamelijke hulp nodig vanwege zijn verminderde spierkracht. Moeder moet hem veel tillen. Hij moet geholpen worden bij het eten. Hij moet gewassen worden, geholpen worden met aan- en uitkleden en krijgt medicatie. […] En er moet dus 24/7 toezicht zijn in verband met problemen met de saturatie en hartfrequentie en als er dus alarm is moet worden ingegrepen. […]
(Journaalbericht 10 februari 2018, brief [G] 6 februari 2018)
(Anamnese) […] Valt in slaap bij mama op schoot, in slaap binnen 5 min. Soms 20 min. Schokt bij in slaap vallen. Dan nog wel ademstops. Slaapt dan 1 a 2 uur, is hele nacht om de 1 a 2 uur wakker. Soms huilen en gillen. Lijkt op night terror. [...] Was zindelijk.
Tot half jaar geleden. Urine loopt nu door. […] Regelmatig verstopt. Trap lopen is moeizaam. Gaat soms zitten. Doet verder fietsen/driewielers. Kan niet goed uit de voeten. Gaat qua cognitieve ontwikkeling goed. Momenten van staren over de dag. Visus is minder. Soms koortsaanvallen. […]
(Pleitaantekeningen mr. drs. Erkens, zitting 12 februari 2018)
[…] 3. […] [de minderjarige] is al ruim drie maar nog niet zindelijk, moet geholpen worden met eten, heeft pijn in spieren en ledematen waardoor hij op slechte dagen moeizaam kan lopen en veel getild moet worden. Hij is al moe bij het opstaan.
Er moet continue toezicht zijn om ziekteverschijnselen te observeren zoals grijs/blauwkleuren en spierverslapping. Hij obstipeert snel en wil dan niet meer eten.
Als hij pijn heeft moet pijnstilling worden toegediend. Zijn temperatuur moet in de gaten gehouden worden omdat hij die zelf niet kan reguleren. En alles moet in een rustig tempo omdat stress slecht is en om de kans op incidenten te verkleinen. En 's nachts ligt hij aan een saturatiemeter en hartslagbewaking. Hij wordt gemiddeld 10-12 keer per nacht wakker. […]
2.5
Daar staat tegenover dat in het dossier niet tot nauwelijks aanwijzingen zijn van behandelaars die de bevindingen en waarnemingen van de moeder over [de minderjarige] zoals ook door haar weergegeven in bovengenoemde anamneses (dat een patiënt met betrekking tot de voorgeschiedenis en relevante omstandigheden van de ziekte of aandoening aan een zorgverlener vertelt) zelf hebben vastgesteld. Ook niet tijdens opnames van [de minderjarige] .
Het hof citeert uit onder meer:
(Verweerschrift in eerste aanleg, productie 1, [B] , brief 29 april 2016, opnameperiode 18 april 2016 tot en met 19 april 2016)
(Lichamelijk onderzoek) […] Algemene indruk: Niet ziek, vrolijk en actief […] Normale bloeddrukken, normale dag-nacht variatie. […] Normale MRI. […] Al hier werden geen apneus geobjectiveerd, bij eerdere opnames wel. Voor als nog is de werkdiagnose centraal slaapapneu syndroom. Tot op heden geen andere verklaring voor het beeld gevonden. […]
(Verweerschrift in eerste aanleg, productie 2, [B] , brief 14 november 2016, opname van 8 november 2016 tot en met 14 november 2016)
(Beloop:) […] [de minderjarige] werd opgenomen ter evaluatie van de incidenten bestaande uit apneus, desaturaties en bradycardieen in de thuissituatie. Medio 2016 heeft uitgebreide evaluatie plaats gevonden waarbij geen aanwijzingen waren voor epilepsie, cardiale pathologie en/of een centraal hypoventilatie syndroom. […] Vanwege de forse incidenten die thuis hadden plaatsgevonden werd hernieuwde evaluatie gestart. […] Gedurende de opname deden zich geen incidenten voor. Wel was er wisselend een milde hypercapnie bij oppervlakkige ademhaling en hypopneu. […] De cardioloog vond bij hernieuwde evaluatie wederom geen aanwijzingen voor cardiale pathologie.
(Conclusie:) […] Differentiaal diagnostisch werd gedacht aan Ondyne Curse, feochromocytoom dan wel neurologische oorzaak […]
(Verweerschrift in eerste aanleg, productie 9, brief [H] van 6 februari 2017 na opname van [de minderjarige] van 25 januari 2017 tot en met 28 januari 2017)
[…] Normaal slaaponderzoek. Op dit slaaponderzoek zonder extra zuurstoftoediening zijn er geen argumenten voor een centraal slaapapnoe. […]
(Rapport Raadsonderzoek, 28 augustus 2017)
(Bron: gesprek vader d.d. 6 april 2017, gesprek d.d. 3 juli 2017 en enkele telefonische contacten)
(p. 5) […] Moeder zegt dat [de minderjarige] ziek is maar de papieren vanuit het ziekenhuis die hij gezien heeft, lijken aan te geven dat er niks mis is met [de minderjarige] . Toen vader nog contact had met [de minderjarige] heeft hij hem altijd als gezond ervaren. […]
(Bron: telefonische contacten, gesprek moeder d.d. 13 april 2017 en d.d. 13 juni 2017) […]
(p. 7, bevindingen raadsonderzoeker)
Het eerste gesprek vond plaats bij moeder thuis, waarbij [de minderjarige] ook is gezien.[de minderjarige] kwam overeenkomstig zijn kalenderleeftijd over, er zijn geen bijzonderheden waargenomen. Moeder gaf aan dat hij een goede dag had […]
(Bron: de heer [I] , huisarts moeder en [de minderjarige] , d.d. 24 april 2017)
(p. 11) […] De huisarts geeft aan [de minderjarige] regelmatig te zien, hier komen geen bijzonderheden uit naar voren. […]
(Bron: Mevrouw [J] , jeugdverpleegkundige [K] , d.d. 28 juni 2017)
(p. 11) […] [de minderjarige] zijn ontwikkeling (lengte, gewicht, spraak, motorisch) verloopt conform zijn leeftijd. Er zijn geen bijzonderheden gezien. […]
(Bron: mevrouw [L] , medisch maatschappelijk werker [B] , d.d. 20 juni 2017)
(p. 11) […] De opname in mei heeft niet geleid tot een diagnose. Er zijn bij [de minderjarige] in het verleden apneus waargenomen, in de recente registraties in [B] en [C] worden korte adempauzes gezien die binnen normale grenzen vallen. [de minderjarige] herstelt hier zelf van. De onderliggende oorzaak van de apneus is niet gevonden, de verwachting is dat hij hier met het ouder worden overeen zal groeien en er sprake is van een rijpingsfenomeen.
Er zijn bij [de minderjarige] geen neurologische klachten geobjectiveerd. […]
2.6
Gelet op de ernst en de frequentie van de klachten zoals moeder die benoemt,
vindt het hof het opmerkelijk dat de moeder de raad geen toestemming wilde verlenen de (toenmalig) behandelend kinderarts te benaderen en ook geen toestemming wilde geven om de informatie die zij aan de raad over de vader heeft verteld op te nemen in het rapport (zie p. 5 van het Raadsonderzoek).
2.7
Ook vindt het hof het opmerkelijk dat de moeder in juni 2017 bij de raad aangeeft dat recent is gebleken dat [de minderjarige] niet goed ziet (Raadsonderzoek, p. 8) terwijl [de minderjarige] in mei 2017 is gezien door [M] en [M] blijkens zijn rapport (Verweerschrift in eerste aanleg, productie 12) heeft geconcludeerd dat er te weinig aanwijzingen zijn voor stoornissen in de visuele verwerking en adviseert het traject bij [M] af te sluiten.
2.8
Hetzelfde geldt voor het feit dat de moeder in april 2017 bij de raad aangeeft dat de arts in [C] zegt dat [de minderjarige] een spier- of een ademhalingsziekte heeft (Raadsonderzoek, p. 7 ) maar deze informatie niet wordt ondersteund door de gegevens die het hof in bezit heeft ( [H] , brief van 6 februari 2017). […] spierenzymes werden eveneens nagekeken omwille van frequent vallen en indruk van verminderde kracht maar dit was eveneens normaal. […]
2.9
Ook de informatie die de moeder over het [B] verstrekt strookt niet met de informatie waarover het hof beschikt. De moeder heeft verteld dat [de minderjarige] is uitbehandeld bij het [B] (Raadsonderzoek, p. 4) en/of dat het [B] [de minderjarige] niet verder kon helpen (Raadsonderzoek, p. 7) terwijl uit de informatie van de behandelend kinderarts van het [B] van 10 juli 2017 blijkt dat de kinderarts de moeder heeft aangeboden om [de minderjarige] nog langer op te nemen op de IC of special care om hem langer, onder zicht, te kunnen objectiveren maar dat de kinderarts van de huisarts nog niet heeft gehoord of de moeder hier voor open staat (Raadsonderzoek, p. 12). Voor het hof is dit des te opmerkelijker omdat de moeder in die periode bij de raad vlak daarvoor aangeeft dat er veel aan de hand is en het weekeind van 10/11 juni slecht is verlopen (Raadsonderzoek, p. 8) en op 3 juli 2017 bij de raad aangeeft dat het de laatste twee weken heel slecht gaat met [de minderjarige] (Raadsonderzoek, p.
12). Op basis van de bij het hof bekende gegevens is het dan ook voor het hof onbegrijpelijk dat de moeder het aanbod van de kinderarts niet direct met beide handen heeft aangegrepen gelet op de ernst en frequente van de klachten, alsmede de achteruitgang die zij bij [de minderjarige] signaleert. In hetzelfde kader is het op de bij het hof bekende gegevens voor het hof niet goed te begrijpen waarom de moeder het advies van het behandelteam bij het [B] om [de minderjarige] twee dagdelen per week naar een Medisch Kinderdagverblijf te laten gaan om zijn klinisch beeld goed te laten observeren (Raadsonderzoek, p. 12) niet heeft opgevolgd.
2.1
Hetzelfde geldt voor haar informatie aan de raad april/juni 2017 dat het ziekenhuis in [C] de ademhalingsziekte die het [B] stelt niet kan onderbouwen (Raadsonderzoek, p. 7) terwijl uit de informatie die het hof in zijn bezit heeft niet blijkt dat het [B] toen een ademhalingsziekte heeft vastgesteld. In tegendeel uit die informatie blijkt dat er geen diagnose is gesteld en de korte adempauzes die worden gezien binnen de normale grenzen vallen (Raadsonderzoek, p. 7 en p. 8). Wel blijkt dat eerder in april 2016 een werkdiagnose centraal slaapapneu syndroom is gesteld.
2.11
Op basis van de bij het hof bekende gegevens is het voor het hof ook onduidelijk waarom het in het belang van [de minderjarige] is dat hij elke nacht aan de saturatiemeter ligt nu uit de informatie van de kinderarts van het [B] blijkt dat aan de moeder is aangegeven dat het gebruik van de saturatiemeter afgebouwd kan worden en het niet langer nodig is dat het zuurstofgehalte continue gemeten wordt (Raadsonderzoek, p. 11). Het hof vindt het opmerkelijk dat blijkens informatie van de moeder bij de raad op 3 juli 2017 (Raadsonderzoek, p. 12) dit advies van het behandelteam is teruggedraaid door de huisarts. Immers naar het hof voorkomt is de kinderarts in deze de specialist en niet de huisarts en lijkt bij twijfel over het behandelbeleid, een (spoed)verwijzing door de huisarts terug naar de kinderarts meer in de rede te liggen.
2.12
Ook de informatie van de moeder tijdens een (telefonisch) gesprek met de raad op
6 juli 2017 dat [de minderjarige] vanuit [D] is doorverwezen naar het [G] , strookt niet met de informatie die het hof in zijn bezit heeft. Zo heeft de huisarts aangegeven in zijn brief van
7 augustus 2017 dat die verwijzing door hem is gebeurd en blijkt dat ook uit de brief van [G] van 27 juli 2017. Het hof begrijpt op basis van de bij het hof bekende gegevens ook niet waarom de huisarts in die brief stelt het noodzakelijk te vinden dat er een
tweedeslaaponderzoek plaatsvindt terwijl er op dat moment, blijkens de bij het hof beschikbare gegevens, in het [B] al veel meer dan twee slaaponderzoeken hebben plaatsgevonden, naast ook een slaaponderzoek in België. Ook de mededeling van de huisarts in die brief dat de kinderarts in het [B] niet door hem is geïnformeerd omdat de casus [de minderjarige] in feite aan hem als huisarts is teruggegeven strookt niet met voornoemde informatie van de kinderarts van het [B] op 10 juli 2017 die juist aangeeft dat aan de huisarts is voorgesteld [de minderjarige] opnieuw en langer op te nemen om hem onder zicht te kunnen observeren.
2.13
Anders dan de moeder aangeeft in haar brief van 6 februari 2018 leest het hof in de bij het hof bekende gegevens van [G] ook niet ( [G] , brief van 8 februari 2018) dat [de minderjarige] heeft te kampen met zuurstofdalingen in zijn bloed (36 in een gemiddelde nacht).
2.14
Het hof stelt voorop dat het hof geen deskundige is op medisch gebied. Reeds hierom gaat het hof ook voorbij aan het verzoek/aanbod van de moeder om zelf bij haar thuis te komen kijken hoe het met [de minderjarige] gaat. Echter voor het hof staat op grond van het voor overwogene wel vast dat er zeer grote zorgen zijn over de gezondheid van [de minderjarige] en veel onduidelijkheid bestaat over zijn lichamelijke klachten.
De enige die een deel van de klachten van [de minderjarige] die de moeder benoemt, ook heeft waargenomen is geen medicus maar een medewerker algemene dienst Slachtofferhulp Nederland. Anders dan de moeder betoogt, is het hof van oordeel dat het voor de raad ten tijde van het onderzoek ook onvoldoende mogelijk is geweest om voldoende zicht op de situatie van [de minderjarige] te krijgen. Ook het hof heeft op basis van de nu bekende gegevens, wat de oorzaak daar ook van zij, onvoldoende zicht. Het hof weegt bij die beoordeling zwaar dat de gezondheidssituatie van [de minderjarige] , ook in de visie van de moeder, al geruime tijd (zeer) slecht is en de moeder aangeeft dat sprake is van een levensbedreigende aanvallen.
In het belang van [de minderjarige] dient alles op alles gezet te worden om zijn situatie waar mogelijk te keren, te verbeteren dan wel te stabiliseren. Het hof is er daarbij niet van overtuigd dat tot op heden, al dan niet door onmacht, alles op alles is ingezet. Het hof rekent het daarbij de moeder zwaar aan dat zij op basis van de bij het hof bekende gegevens niet is ingegaan op het aanbod van het [B] om [de minderjarige] langere tijd op te nemen en te observeren en ook het advies om hem te plaatsen op een medisch kinderdagverblijf niet heeft opgevolgd. Dit klemt te meer nu het in die periode ook volgens informatie van de moeder zeer slecht ging met [de minderjarige] . Het hof heeft de indruk dat de moeder zich bij haar keuze heeft laten leiden door de huisarts, maar de huisarts is in dezen geen specialist en het hof ziet dan ook geen aanleiding om op grond van de door de huisarts verstrekte informatie nu anders te beslissen. Te meer niet nu de huisarts zijn bevindingen vaststelt op basis van de gegevens zoals die door de moeder aan hem worden aangeleverd. Het [B] had de zorg en de regie over [de minderjarige] en voor het hof is het vooralsnog niet duidelijk waarom de regie daar is weggehaald.
2.15
Het hof heeft in deze zaak overwogen om in het belang van [de minderjarige] maar ook in
het belang van de moeder de expertise in te roepen van het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK) dan wel een andere deskundige. Duidelijk is immers dat er inmiddels vele artsen verbonden aan diverse ziekenhuizen betrokken zijn geraakt maar er onverkort veel onduidelijkheid bestaat over de oorzaak van de gezondheidsklachten die de moeder waarneemt als ook de mate waarin deze klachten kunnen worden geobjectiveerd.
Na afweging van alle belangen is het hof evenwel van oordeel dat nu eerst de regie bij de gezinsvoogd moet worden gelegd en zo nodig door de gezinsvoogd een dergelijk onderzoek wordt geïnitieerd. Voor het hof is het op dit moment onvoldoende duidelijk aan welke medische onderzoeken en opnames [de minderjarige] inmiddels is blootgesteld en welke onderzoeken nog in zijn belang moeten worden geacht. Het spreekt daarbij voor zich dat de gezinsvoogd daarvoor intensief de samenwerking zoekt en aangaat met de behandelend kinderarts of specialist van [de minderjarige] , al dan niet in het [F] of het [B] . In dit kader komt het het hof voor, dat het voor de ontwikkeling van [de minderjarige] noodzakelijk is dat hij op heel korte termijn langere tijd wordt geobserveerd (al dan niet door een opname) teneinde de ernstige (levensbedreigende) klachten die de moeder nu al zo lange tijd bij [de minderjarige] waarneemt verder en terdege te onderzoeken. Ook de moeder moet een dergelijke observatie en/of opname worden gegund omdat de situatie van [de minderjarige] al langdurig niet verbeterd en bij eerdere kortere opnames de klachten van [de minderjarige] zoals door de moeder benoemd, niet zijn waargenomen.
2.16
Uit het voor overwogene volgt dat het hof van oordeel is dat hulpverlening in het vrijwillig kader niet volstaat. Reeds gelet op de aard en de ernst van de gezondheidstoestand van [de minderjarige] is het hof van oordeel dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is omdat gebleken is dat de moeder de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor [de minderjarige] , door haar niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Het hof verwijst daarvoor naar overwegingen 2.6 en 2.14 waarbij het hof opmerkt dat ook ten tijde van de zitting [de minderjarige] nog niet naar een medisch kinderdagverblijf of peuterspeelzaal gaat. Het hof is voorts van oordeel dat regie door een gezinsvoogd noodzakelijk is omdat is gebleken dat de medische informatie die de moeder over [de minderjarige] aan derden verstrekt meermalen niet strookt met de feitelijke gegevens. Het hof realiseert zich dat een en ander mogelijk verklaard kan worden door de hoeveelheid onderzoeken en de intensieve zorg en opvoedingstaken die de moeder voor [de minderjarige] verricht, waaruit geconcludeerd kan worden dat de intensieve zorgtaken van de moeder haar draaglast te boven gaan. Niet uit te sluiten is ook dat de moeder vanuit haar bezorgdheid bepaalde klachten van [de minderjarige] onbedoeld in stand houdt.
Moeder is -nu de vader nog aan de zijlijn staat- alleen verantwoordelijk voor de opvoeding van [de minderjarige] . Een neutrale derde die de belangen van [de minderjarige] waarborgt en met de moeder kan meekijken is naar het oordeel van het hof, gelet op de verzwaarde opvoedingssituatie, noodzakelijk.
2.17
Binnen de kaders van de ondertoezichtstelling dient voorts aandacht te worden besteed aan (de mogelijkheden van) contactherstel met de vader omdat ook het hof geen redenen ziet voor het uitblijven van een dergelijk contact.

3.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de beslissing van de kinderrechter bekrachtigen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

4.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 4 oktober 2017 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, M.P. den Hollander en M.A.F. Holtvluwer-Veenstra, bijgestaan door de griffier, en is op 10 april 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.