ECLI:NL:GHARL:2018:3484

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 april 2018
Publicatiedatum
16 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.194.699
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over niet opvolgen aanwijzing opsporingsambtenaar

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 8 februari 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 360,- opgelegd gekregen voor het niet opvolgen van een aanwijzing van een opsporingsambtenaar. Dit incident vond plaats op 22 oktober 2013 op de Galileistraat te Eindhoven. De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er sprake was van een misverstand en dat de betrokkene de aanwijzing van de verbalisant had opgevolgd door haar voertuig in de achteruit te zetten en de rijbaan weer op te gaan. De verbalisant had echter geconstateerd dat de betrokkene haar weg via het fietspad had vervolgd, ondanks de gegeven aanwijzing om terug te rijden.

Het hof beoordeelt de verklaringen van de verbalisant en de gemachtigde. De gemachtigde stelt dat de verbalisant niet alle relevante feiten in zijn eerste verklaring heeft opgenomen, maar het hof oordeelt dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag biedt voor de vaststelling van de gedraging. Het hof concludeert dat de betrokkene de aanwijzing van de verbalisant heeft genegeerd en bevestigt de beslissing van de kantonrechter. De uitspraak benadrukt het belang van het opvolgen van aanwijzingen van opsporingsambtenaren in het verkeer, zoals vastgelegd in de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

WAHV 200.194.699
16 april 2018
CJIB 177001378
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 8 februari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
Het beroepschrift is aangevuld bij brief van d.d. 31 mei 2016.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 360,- opgelegd ter zake van “een aanwijzing van een opsporingsambtenaar niet opvolgen”, welke gedraging zou zijn verricht op 22 oktober 2013 om 18.02 uur op de Galileistraat te Eindhoven met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. De gemachtigde voert namens de betrokkene aan dat er sprake moet zijn van een misverstand. De door de verbalisant beschreven route is niet alleen onlogisch en gevaarlijk maar voor het voertuig ook onmogelijk. De gemachtigde verwijst naar een foto en schets die zij eerder in de procedure heeft overgelegd. De gemachtigde erkent dat de betrokkene over het fietspad heeft gereden om de aanwezige rij auto's te omzeilen zodat zij sneller thuis zou zijn. Op dit fietspad is de betrokkene vervolgens staandegehouden, geverbaliseerd en door de verbalisant terug de rijbaan opgestuurd. Volgens de gemachtigde heeft de betrokkene hier gehoor aan gegeven door het voertuig in de achteruit te zetten en de rijbaan weer op te gaan. De verbalisant heeft dit waarschijnlijk niet gezien omdat hij met zijn rug naar het voertuig van de betrokkene stond. Hij is er ten onrechte vanuit gegaan dat de betrokkene haar weg heeft vervolgd over het fietspad. Voorts voert de gemachtigde aan dat de betrokkene één keer is staandegehouden door de verbalisant en dat dit was op het (brede) fietspad. Ook heeft de betrokkene het ongeluk niet gezien en heeft ze de hulpverleners niet gehinderd. In het aanvullend proces-verbaal staan nare en ernstige beschuldigingen aan het adres van de betrokkene. De gemachtigde vraagt zich af waarom de verbalisant in zijn eerste verklaring (de verklaring in het zaakoverzicht van het CJIB) hier niks over heeft gezegd.
3. De onderhavige gedraging is gebaseerd op artikel 12, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: 'WVW 1994'). Artikel 12, eerste lid, van de WVW 1994 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de aanwijzingen die door de in artikel 159 bedoelde personen dan wel door andere bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën van personen ter zake van het verkeer op de weg worden gegeven.”
4. De in het eerste lid bedoelde aanwijzingen mogen slechts worden gegeven in het belang van de veiligheid op de weg, de instandhouding van de weg en de bruikbaarheid daarvan, of de veiligheid van het verkeer dan wel in het belang van met toestemming van Onze Minister verrichte onderzoeken ten behoeve van het verkeer.
5. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
6. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB onder meer het volgende in:
“Gedragingsgegevens: Mevrouw reed over een fietspad en bij het geven van een stopteken en het geven van de aanwijzing om terug te rijden, negeerde mevrouw dit.''
7. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal van 19 november 2015 houdt onder meer het volgende in:
''Ik, verbalisant [C] , kan me deze situatie, ondanks het feit dat het al meer dan twee jaar geleden is, zeer goed herinneren. Dit komt mede doordat ik op dat moment belast was met een noodhulp dienst en dat ik doende was met een zeer ernstig verkeersongeval, waarbij een motorrijdster ten val was gekomen en zeer zwaar gewond was.(…)
Door het ongeval was er op de Galileistraat een grote opstopping van het verkeer. Meerdere personenauto's stonden daar in een rij te wachten.(…)
Op enig moment zag ik een personenauto uit de eerder genoemde rij personenauto's rijden en het naastgelegen fietspad oprijden, in de richting van het incident. Ik weet nog dat dit een klein model, roodkleurige personenauto betrof.(…)
Ik gaf op dat moment de bestuurder van de personenauto, door middel van mijn rechterarm met geopende hand, recht omhoog te steken met mijn handpalm in de richting van de bestuurder en met mijn linkerhand de bestuurder zelf aanwees, zodat zij moest weten dat dit om haar ging. Ik stond op dit moment niet verder dan 3 meter van de personenauto verwijderd. Ik zag dat de bestuurder op dat moment aan het stopteken voldeed.(…)
Ik liep hierop naar de bestuurderszijde van het voertuig en sprak de bestuurder aan.(…)
Ik heb de vrouw op dat moment mondeling een aanwijzing gegeven om achteruit te rijden over het fietspad en weer in de rij aan te sluiten, omdat zij anders dwars door het incident heen zou rijden. Ik hoorde dat de vrouw dit in eerste instantie weigerde en dat zij toch rechtdoor wilde rijden omdat zij naar huis moest. Hierop heb ik de vrouw met dringendere toon aangesproken en haar nogmaals mondeling dezelfde aanwijzing gegeven. Ik hoorde dat de vrouw in haar eigen taal op agressieve toon nog iets zei, maar dit heb ik niet verstaan. Ik zag dat zij met de personenauto enkele meters achteruit reed. Ik ben toen direct teruggelopen naar het incident. Ik hoorde achter mij opeens een personenauto gas geven. Ik draaide mij om en ik zag dat dezelfde personenauto, tegen mijn aanwijzing in, rechtdoor de kruising op reed, dwars door het incident en de verschillende hulpverleningsvoertuigen heen, in de richting van de Antony van Leeuwenhoeklaan.(…)
Ik heb hierop de bestuurder een tweede stopteken gegeven.(…)
Ik sprak de bestuurder nogmaals aan en zei haar mondeling een proces-verbaal aan. Ik vroeg de vrouw om een verklaring voor haar gedraging en ik hoorde haar zeggen: ''Ik had haast''. Het verbaasde mij op dat moment dat iemand om een dergelijke reden bereid was om het slachtoffer, de hulpverleners en diverse omstanders in gevaar te brengen. Want dat is wat zij met dit rijgedrag veroorzaakte.''
8. Het hof ziet in hetgeen door de gemachtigde is aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant dat de betrokkene, tegen de eerdere aanwijzing van de verbalisant in om aan te sluiten in de rij met auto's, haar weg via het fietspad heeft vervolgd en rechtdoor het kruispunt is opgereden. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de verbalisant in het aanvullend proces-verbaal van 19 november 2015 (zeer) uitgebreid en specifiek heeft verklaard over de situatie ter plaatse. Ook de door de gemachtigde overgelegde foto's en de schets geven het hof geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Dat de verbalisant in zijn eerste verklaring - anders dan in zijn aanvullend proces-verbaal - niets heeft vermeld over het gedrag van de betrokkene en het in gevaar brengen van het slachtoffer van het verkeersongeval, de hulpverleners en diverse omstanders, maakt dat niet anders. De verklaring van de verbalisant betreft slechts een zakelijke en korte weergave van hetgeen tijdens de gedraging is voorgevallen. De verbalisant hoeft niet in detail alles op te nemen in zijn verklaring.
9. Op grond van het voorgaande staat naar de overtuiging van het hof vast dat de onder 1. genoemde gedraging is verricht. Daarvoor is terecht de onderhavige sanctie opgelegd. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.