Uitspraak
advocaat te [C] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 16 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 21 juni 2016. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van kosten afgewezen. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat hij niet de beschikking had gekregen over het proces-verbaal dat aan de oorspronkelijke beschikking ten grondslag lag, wat in strijd zou zijn met het recht op een eerlijk proces (fair trial).
Het hof oordeelde dat de griffier van de rechtbank de gemachtigde niet had gewezen op de mogelijkheid om de op het beroepschrift betrekking hebbende stukken in te zien, wat in strijd is met artikel 11, vierde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Hierdoor kon de beslissing van de kantonrechter niet in stand blijven. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en de beslissing van de officier van justitie, omdat deze niet had begrepen dat er geen beroep was ingesteld tegen de inleidende beschikking.
Het hof verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en droeg de griffier op om de brief van de buurtbegeleider ter afhandeling door te zenden naar het CJIB. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, tot een totaalbedrag van € 375,75. Dit arrest is gewezen door mr. J. van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.