Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Taxiwerq Bemiddelingsbureau B.V.,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het “V6 formulier” van Taxiwerq houdende de indiening van enkele producties;
- de brief van mr. J.W.S. Peters, houdende haar introductie als advocaat van [verweerder] tijdens de mondelinge behandeling;
3.3. De feiten
Ingaande 2 januari 2014 zijn partijen een nieuwe uitzendovereenkomst aangegaan. Die overeenkomst is telkens voor bepaalde tijd verlengd tot 1 juli 2017.
[verweerder] verrichtte zijn werkzaamheden op oproepbasis (“nulurencontract”).
Zijn gemiddelde loon over de laatste 12 maanden bedroeg € 1.995,45 bruto per maand (inclusief overurentoeslag en vakantiegeld).
4.De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan
A. betaling van de transitievergoeding ad € 4.994,17 bruto;
- Tolq Communicatiediensten D. V.
5.De beoordeling in hoger beroep
grief 1beklaagt Taxiwerq zich er over dat de kantonrechter ten onrechte een beschikking heeft gegeven. Volgens Taxiwerq had de kantonrechter [verweerder] niet ontvankelijk dienen te verklaren, althans had hij [verweerder] eerst in de gelegenheid moeten stellen om de verzuimen in het verzoekschrift te herstellen.
Taxiwerq voert in dat verband aan dat in het verzoekschrift als verwerende partij is aangemerkt “Taxiwerq” en als verzoekende partij “ [verweerder] ”. Daarmee is volgens Taxiwerq onduidelijk wie de verweerder is, terwijl op grond van artikel 278 lid 1 Rv. de volledige voornaam van verzoeker vermeld had dienen te zijn. In
grief 4klaagt Taxiwerq er voorts over dat de kantonrechter de brief van 30 oktober 2012 (zie 4.2) heeft beschouwd als afkomstig van Taxiwerq. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling
“De verweerder wordt bij (aangetekende) brief door de griffier van de rechtbank voor de mondelinge behandeling opgeroepen. Indien de verweerder zonder bericht niet op de mondelinge behandeling verschijnt en ook geen verweerschrift heeft ingediend, wordt van de verzoeker een uittreksel uit het bevolkingsregister of uit het handelsregister gevraagd dat niet ouder is dan de datum van de oproeping. Hierna kan de griffier van de rechtbank de verweerder opnieuw oproepen. In plaats daarvan kan de verzoeker de verweerder per deurwaardersexploot oproepen.”In dit geval blijkt uit voormelde brief van 30 oktober 2012 dat de oproep het adres van Taxiwerq heeft bereikt. Partijen hebben voorafgaand aan het uitbrengen van het verzoekschrift met elkaar gecorrespondeerd over de transitievergoeding. Bij het verzoekschrift zijn loonspecificaties gevoegd waarin als werkgever wordt vermeld "Taxiwerq Bemiddelingsbureau BV” dan wel “Taxiwerq Chauf. bem. Bureau b.v.”, beide gevestigd aan de Edisonstraat 10 te Hoogeveen. Daarbij zijn ook gevoegd de arbeidsovereenkomsten, waarin vanaf 2 januari 2014 als werkgever eveneens wordt vermeld “Taxiwerq chauf. bem. bureau b.v.”, Deze laatste benaming is (niet meer dan) een handelsnaam van Taxiwerq Bemiddelingsbureau B.V. Gelet op dit alles had het voor Taxiwerq redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat zij als verweerder werd aangemerkt, en mocht [verweerder] er ook op vertrouwen dat haar dit duidelijk was. Dit geldt eens temeer nu Taxiwerq ook zelf onder (alleen) de naam “Taxiwerq” (zonder nadere aanduiding) deelneemt aan het rechtsverkeer. Zo vermeldt de brief van 1 juni 2017 (zie 3.4), waarmee werd aangezegd dat geen verlenging van de arbeidsovereenkomst zou plaatsvinden, als naam van de werkgever alleen “Taxiwerq”. Taxiwerq is door haar onvolledige naamsvermelding in het verzoekschrift daarom niet in een rechtens te respecteren belang geschaad. De kantonrechter kon dus binnen de hem op dit punt toekomende discretionaire vrijheid besluiten om uitspraak te doen zonder Taxiwerq eerst nog opnieuw (en onder haar volledige naam) op te laten roepen en hij is, anders dan Taxiwerq meent, niet buiten de regels van het procesrecht getreden door in de (kop van de) beschikking de volledige naam van Taxiwerq op te nemen.
Dat op het adres van Taxiwerq nog verschillende andere bedrijven zijn gevestigd met “Taxiwerq” in hun naam dient daarbij voor rekening en risico te worden gelaten van Taxiwerq zelf. Dat geldt helemaal nu al die bedrijven dezelfde eigenaar en bestuurder hebben (Chanel Holding B.V.). Het hof is niet gebleken dat van [verweerder] , die in eerste aanleg in persoon heeft geprocedeerd, mocht worden verwacht dat hij er mee bekend was dat op het door hem in het verzoekschrift vermelde adres nog verschillende andere ondernemingen waren gevestigd met “Taxiwerq” in hun naam.
Grieven 1 en 4 falen derhalve.
grief 2komt [verweerder] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [verweerder] vanaf 30 augustus 2010 tot 30 juni 2017 in dienst is geweest bij Taxiwerq. In
grief 5betwist Taxiwerq het oordeel dat [verweerder] aanspraak heeft op een transitievergoeding en betwist zij subsidiair de lengte van de periode waarover de transitievergoeding is berekend, te weten de gehele periode vanaf 30 augustus 2010. In
grief3 betwist Taxiwerq (eveneens subsidiair) de gehanteerde grondslag voor de berekening van de transitievergoeding, namelijk het door [verweerder] in de maand juni 2017 ontvangen bruto maandsalaris. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
Het gaat daarbij om de volgende situaties:
"De werknemer zal in een dergelijk geval zelf bepalen of hij al dan niet in dienst treedt van de inlenende organisatie, zodat de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met de uitzendonderneming in dit geval geacht moet worden te zijn verricht op initiatief van de werknemer. Indien het initiatief voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst bij de werknemer ligt, is de uitzendonderneming geen transitievergoeding verschuldigd", is het antwoord van de regering.
"De beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst met de vorige concessiehouder wordt in dit geval geacht te zijn verricht op initiatief van de werknemer."
"nu daarin is gesteld dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de vorige concessiehoudergeacht
wordt te zijn verricht op initiatief van de werknemer (…)."
"In het verlengde van hetgeen hiervoor is opgemerkt, meent de regering dat in een situatie als deze de oude werkgever evenmin een transitievergoeding verschuldigd is nu de arbeidsovereenkomst geacht kan worden niet op zijn initiatief niet te worden voortgezet, maar op initiatief van de werknemer die een baan aanvaardt bij de nieuwe concessiehouder."
a.) over welke periode dient de transitievergoeding te worden berekend, en
b.) welke berekeningsgrondslag moet worden gehanteerd?
Tegenover de onderbouwing door [verweerder] van zijn stelling dat hij de bus in opdracht van de inlener heeft opgehaald heeft Taxiwerq haar betwisting van die stelling niet op enigerlei wijze onderbouwd. Zij heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling nog wel enkele aanvullende producties overgelegd, maar die zien niet op de vraag of [verweerder] opdracht had om de bus op te halen. Nu Taxiwerq haar verweer op dit punt niet van enigerlei onderbouwing heeft voorzien, gaat het hof daaraan voorbij en komt het (dus) ook niet toe aan nadere bewijslevering op dit punt, zoals tijdens de mondelinge behandeling nog door [verweerder] is aangeboden. Derhalve houdt het hof het er voor dat [verweerder] de taxibus op 31 december 2013 in opdracht van de inlener heeft opgehaald bij diens bedrijf.
grief6 klaagt Taxiwerq over de toewijzing van de nevenvorderingen en haar veroordeling in de proceskosten.
Die stelling is juist, nu betaling van de verschuldigde transitievergoeding (onweersproken) op 7 december 2017 heeft plaatsgevonden.
heeft derhalve aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten.
Evenmin bestaat grond om [verweerder] te veroordelen tot terugbtealing van hetgeen hij aan verbeurde dwangsommen inmiddels heeft ontvangen. Partijen hebben na de betekening van het bestreden vonnis weliswaar gecorrespondeerd over de voldoening door Taxiwerq aan dat vonnis, maar die correspondentie is geinitieerd door Taxiwerq en uit niets blijkt dat [verweerder] heeft ingestemd met de vertraging in de voldoening door Taxiwerq.
6.De slotsom
7.De beslissing
€ 1.003,29 bruto (€ 4.994,17 bruto - € 3.990,88 bruto), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 7 december 2017, tot de dag van voldoening;