Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
17 april 2018
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Groningen(hierna: de Inspecteur)
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 31 mei 2017, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde in een geschil over een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2005. De inspecteur van de Belastingdienst had een verzoek om ambtshalve vermindering, ingediend door belanghebbende, ten onrechte als beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank. De rechtbank heeft het verzoek behandeld en zich onbevoegd verklaard, maar heeft nagelaten een proceskostenveroordeling uit te spreken. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij de vraag centraal staat of de inspecteur moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die belanghebbende heeft gemaakt.
Het Hof oordeelt dat de rechtbank zich terecht onbevoegd heeft verklaard, omdat er geen sprake was van een beroep in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Echter, het Hof is van mening dat de inspecteur wel degelijk verantwoordelijk is voor de gemaakte proceskosten, aangezien hij het verzoek van belanghebbende onterecht als beroepschrift heeft behandeld. Het Hof komt tot de conclusie dat de inspecteur de kosten van belanghebbende moet vergoeden, zowel voor de procedure bij de rechtbank als voor het hoger beroep. De proceskosten worden vastgesteld op € 250,50 voor de procedure bij de rechtbank en € 501 voor het hoger beroep. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank voor wat betreft de proceskostenvergoeding en gelast de inspecteur het griffierecht van € 124 aan belanghebbende te vergoeden.