ECLI:NL:GHARL:2018:3572

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.204.179
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Van der Zee-Venema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onvoldoende bewijs van overtreding parkeerverbod

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 90,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het parkeren in strijd met een parkeerverbod op 11 januari 2015. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde voerde aan dat het voertuig niet binnen het werkingsgebied van het verkeersbord stond, maar op een parkeerstrook. Het hof heeft vastgesteld dat de officier van justitie en de advocaat-generaal geen nadere informatie hebben ingewonnen bij de verbalisant over de exacte pleeglocatie. Het hof heeft geoordeeld dat de strook waar het voertuig stond geparkeerd, aan te merken is als een parkeerstrook, en dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarom heeft het hof de beslissing van de kantonrechter vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Tevens is de advocaat-generaal veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene.

Uitspraak

WAHV 200.204.179
17 april 2018
CJIB 187175207
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 23 juni 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met parkeerverbod/ parkeerverbodzone (bord E1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 11 januari 2015 om 14:54 uur op de Leonard Bernsteinstraat te Amsterdam met het voertuig met het kenteken [YY-YY-00] .
2. De gemachtigde voert aan dat het voertuig op een plek stond die niet valt binnen het werkingsgebied van dit verkeersbord. Het verkeersbord heeft immers uitsluitend werking op de rijbaan, en niet op andere tot de weg behorende weggedeelten, zoals de berm. Uit de foto's van de betrokkene blijkt duidelijk dat het voertuig niet op de rijbaan stond, maar op een parkeerstrook, althans een strook naast de rijbaan, dus niet op de rijbaan.
3. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) in samenhang met bord E1 van Bijlage 1 bij dat reglement. Artikel 62 van het RVV 1990 houdt het volgende in:
"Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden."
Bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990 houdt een parkeerverbod in.
4. Artikel 65, derde lid, van het RVV 1990 houdt het volgende in: " Het parkeren van een voertuig (…) is echter toegestaan op daartoe bestemde weggedeelten."
5. Verder bepaalt artikel 1 van het RVV 1990 dat onder een parkeerhaven of parkeerstrook wordt verstaan een langs de rijbaan gelegen verharding die is bestemd voor stilstaande of geparkeerde voertuigen.
6. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt onder meer in, zakelijk weergegeven, dat de verbalisant heeft gezien dat het voertuig met voormeld kenteken op voormelde datum, tijd en plaats stond geparkeerd in een parkeerverbodszone, hetgeen werd aangegeven met een bord E1, als bedoeld in het RVV 1990.
7. De betrokkene heeft aangevoerd te hebben geparkeerd op een parkeerstrook in de betreffende straat, zoals aangegeven op de door haar overgelegde foto's. Uit de verklaring van de verbalisant blijkt niet waar het voertuig exact stond geparkeerd. Het hof stelt verder vast dat, hoewel de betrokkene van meet af aan stelt op de strook te hebben geparkeerd, de officier van justitie noch de advocaat-generaal aanleiding heeft gezien nader informatie in te winnen bij de verbalisant over de exacte pleeglocatie. Gelet hierop zal het hof ervan uitgaan dat de betrokkene heeft geparkeerd op de door haar genoemde strook.
8. Vervolgens dient het hof te beoordelen of deze strook is aan te merken als een parkeerstrook, waar ingevolge artikel 65, derde lid, van het RVV 1990 mocht worden geparkeerd.
9. Op de door de betrokkene overlegde foto's is een straat te zien, waarbij de roodkleurige klinkers onderbroken worden door een - parallel aan de wegas gelegen - niet verhoogde grijze trottoirband. De wijze van bestrating blijft gelijk. De strook links van de trottoirband heeft ongeveer de breedte van een personenauto.
10. Het hof is van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat het, nu overigens er niets op wijst dat dit anders is, een parkeerstrook betreft. Gelet hierop is niet vast komen te staan dat de gedraging is verricht.
11. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter daarom vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, namelijk het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen.
12. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt per 1 januari 2018 € 501,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 501,- (=2 x € 501,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gegrond;
vernietigt de inleidende beschikking waarbij, onder CJIB-nummer 187175207, aan de betrokkene een sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 501,-, over te maken op bankrekeningnummer [00000] t.n.v. [D] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Van der Zee-Venema als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.