In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 28 april 2016 een beroep ongegrond verklaarde van de betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De betrokkene was opgeroepen voor een zitting op 14 april 2016, waarbij enkel zijn financiële omstandigheden aan de orde zouden komen. De gemachtigde is echter niet verschenen, omdat hij ervan uitging dat er geen inhoudelijke behandeling zou plaatsvinden. De kantonrechter heeft desondanks de zaak inhoudelijk behandeld en het beroep ongegrond verklaard.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn tussenarrest geoordeeld dat de kantonrechter niet had mogen overgaan tot een inhoudelijke beoordeling van het beroep, gezien de inhoud van de oproepingsbrief en het feit dat de gemachtigde niet ter zitting was verschenen. Het hof oordeelt dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, omdat de gemachtigde niet in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze toe te lichten.
Daarom kan de beslissing van de kantonrechter niet in stand blijven. Het hof heeft besloten dat de zaak opnieuw behandeld zal worden ter zitting van het hof, waarbij de gemachtigde van de betrokkene zal worden opgeroepen. Verdere beslissingen zijn aangehouden tot de volgende zitting.