ECLI:NL:GHARL:2018:3587

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.191.728
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenvergoeding in hoger beroep na vernietiging beslissing officier van justitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag van 23 maart 2016. De zaak betreft een verzoek om proceskostenvergoeding na de vernietiging van een beslissing van de officier van justitie door de kantonrechter. De advocaat-generaal heeft betoogd dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie niet had moeten vernietigen, maar het beroep ongegrond had moeten verklaren. Het hof heeft deze bezwaren echter buiten beschouwing gelaten, omdat ze de grondslag van het hoger beroepschrift te buiten gaan en niet van openbare orde zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie heeft vernietigd, maar het beroep tegen die beslissing niet gegrond heeft verklaard. Dit betekent dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kan blijven.

De gemachtigde van de betrokkene heeft in hoger beroep betoogd dat de kantonrechter het beroep gegrond had moeten verklaren, nu de beslissing van de officier van justitie is vernietigd. Het hof oordeelt dat het niet redelijk is om proceskosten voor rekening van de betrokkene te laten blijven wanneer het aanvechten van een beslissing leidt tot het (deels) ongedaan maken van die beslissing. Het hof heeft geoordeeld dat de gevraagde kosten van rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen en heeft de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van €626,25.

De beslissing van het hof is als volgt: de beslissing van de kantonrechter wordt vernietigd voor zover het beroep niet gegrond is verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen. Het hof verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten.

Uitspraak

WAHV 200.191.728
17 april 2018
CJIB 182986323
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 23 maart 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing vernietigd, het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard en het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde betoogt in hoger beroep allereerst dat de kantonrechter het beroep gegrond had moeten verklaren, nu de beslissing van de officier van justitie is vernietigd.
2. Het hof stelt vast dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie heeft vernietigd, maar niet het beroep tegen die beslissing gegrond heeft verklaard.
3. Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), verklaart de kantonrechter het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie geheel of gedeeltelijk gegrond als hij bevindt dat deze beslissing niet of niet ten volle in stand kan blijven. Nu een gegrondverklaring van het beroep achterwege is gebleven, kan de beslissing van de kantonrechter in zoverre niet in stand blijven.
4. Verder had de kantonrechter, volgens de gemachtigde, een proceskostenvergoeding moeten toekennen.
5. De kantonrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen omdat het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard.
6. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat in dit geval geen aanleiding bestaat voor een proceskostenvergoeding. Voor vernietiging van de beslissing van de officier van justitie was namelijk geen grond: in administratief beroep was niet verzocht om te worden gehoord, zodat de officier van justitie niet hoefde te horen. De advocaat-generaal stelt het hof voor om de beslissing van de kantonrechter te vernietigen en het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie alsnog ongegrond te verklaren.
7. Het hof stelt vast dat hetgeen de advocaat-generaal naar voren heeft gebracht de grondslag van het beroepschrift van degene die hoger beroep heeft ingesteld -de gemachtigde- te buiten gaat. De door de advocaat-generaal aangevoerde bezwaren betreffen evenmin een aspect van openbare orde waarin het hof ambtshalve moet oordelen. Dit brengt mee dat het hof deze bezwaren buiten beschouwing laat en bij de beoordeling van het bezwaar van de gemachtigde ter zake het niet toekennen van een proceskostenvergoeding uitgaat van het gegeven dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie heeft vernietigd.
8. Met betrekking hiertoe stelt het hof voorop dat aan de rechter enige beoordelingsruimte toekomt ten aanzien van de beoordeling van een verzoek om een proceskostenvergoeding. Het is echter in beginsel niet redelijk om proceskosten voor rekening van een betrokkene te laten blijven wanneer het aanvechten van een beslissing leidt tot het (deels) ongedaan maken van die beslissing. Uitgangspunt is dat een verzoek om een proceskostenvergoeding wordt ingewilligd wanneer de betrokkene (deels) in het gelijk wordt gesteld. Dat is hier het geval. Dat betekent dat de beslissing van de kantonrechter om het verzoek om proceskostenvergoeding af te wijzen, moet worden vernietigd.
9. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van dergelijke kosten is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter, het indienen van een hoger beroepschrift en het geven van een nadere toelichting op het beroep. Aan het indienen van een beroepschrift dient telkens één punt te worden toegekend, aan het geven van een nadere toelichting een halve punt. De waarde per punt bedraagt € 501,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van €626,25,- (= 2,5 x € 501,- x 0,5).
10. Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter voor zover daarbij niet het beroep gegrond is verklaard en voor zover daarbij het verzoek om proceskostenvergoeding is afgewezen;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 626,25.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.