ECLI:NL:GHARL:2018:36

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 januari 2018
Publicatiedatum
3 januari 2018
Zaaknummer
16/01479
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges voor omgevingsvergunning windturbine

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de maatschap [X] [Z] tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de rechtbank de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Franekeradeel heeft bevestigd. De heffingsambtenaar had een aanslag leges opgelegd van € 9.703,13 voor een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een windturbine. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging. De heffingsambtenaar had de leges opgelegd omdat de aanvraag voor de omgevingsvergunning in strijd was met het bestemmingsplan. Belanghebbende betwistte de hoogte van de leges en stelde dat de aanvraag van een omgevingsvergunning ook een aanvraag voor een afwijking van het bestemmingsplan inhield. Het hof oordeelde dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning terecht was behandeld en dat de leges correct waren opgelegd. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 3 januari 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer 16/01479
uitspraakdatum:
3 januari 2018
Uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
maatschap [X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 27 oktober 2016, nummer LEE 15/1636, ECLI:NL:RBNNE:2016:5097, in het geding tussen belanghebbende en
de
heffingsambtenaarvan
de gemeente Franekeradeel(hierna: de heffingsambtenaar)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking een aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 9.703,13, ter zake van een aanvraag van een omgevingsvergunning voor bouw.
1.2.
Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 november 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende heeft op 28 oktober 2014 bij de gemeente Franekeradeel een aanvraagformulier voor een omgevingsvergunning met bijlagen ingediend. Voor zover hier van belang staat in het aanvraagformulier het volgende:
"1.Type bouwwerk
Wat gaat u bouwen? Bouwen en exploiteren van een E-44
windturbine incl. kraanopstelplaats
2. De bouwwerkzaamheden
(…)
Eventuele toelichting Nieuwe windturbie past binnen
10% afwijkingsbevoegdheid"
en in de bijlage:
"1.2 Aanvraag
Hierbij vragen wij een omgevingsvergunning aan op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor het bouwen van een windturbine met fundament en een kraan opstelplaats, passend binnen het vigerende bestemmingsplan ("Buitengebied 2013"), zoals omschreven in paragraaf 1.4. Voor de aanvraag zelf is gebruik gemaakt van het aanvraagformulier omgevingsvergunning."
2.2.
Bij brief van 4 november 2014 heeft het college van Burgemeester en Wethouders
(het college) onder meer het volgende aan belanghebbende geschreven:
"Op 28-10-2014 hebben wij uw aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het Bouwen van een windturbine ter vervanging van een bestaande windturbine.
(…)
Ontvankelijkheid
We hebben uw aanvraag getoetst aan de daarvoor geldende indieningsvereisten, zoals deze zijn opgenomen in de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). De conclusie is dat de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking.
De volgende gegevens ontbreken of zijn onvoldoende voor een goede beoordeling:
- De aangeleverde stukken zijn voor een groot deel opgesteld in een andere taal dan de Nederlandse taal;
- gegevens over de trap voor toegang tot de windturbine. Hierbij moet u denken aan maatvoering van de op- en aantrede, hoogte leuning t.o.v. de trap, hoogte van de trap en dergelijke;
- tekening met nummer 40.00.264-0 is niet op schaal aangeleverd welke op de tekening staat;
- melding activiteitenbesluit.
Op dit moment vinden wij het niet passend om de aanvullende gegevens op te vragen.
Bij een eerste beoordeling van uw aanvraag zijn namelijk vragen rond de realiseerbaarheid ontstaan. Het door u ingediende plan past niet in de bouwregels van het bestemmingsplan "Buitengebied 2013". Wij gaan onderzoeken en overleggen of er mogelijkheden zijn om af te wijken van het bestemmingsplan. Het onderzoek en overleg vindt de komende periode plaats. Afhankelijk van het resultaat wordt alsnog gevraagd de ontbrekende gegevens aan te leveren."
2.3.
In de Adviesnota B&W, gedateerd 8 december 2014, is onder meer het volgende
vermeld:
"Voorstel
1. De gevraagde omgevingsvergunning, voor het bouwen van een windturbine ter vervanging van een bestaande windturbine, te weigeren.
(…)
3. Argumenten
Dit voorstel is gebaseerd op de volgende argumenten:
1.1
Het bouwplan is in strijd met het bestemmingsplan "Buitengebied 2013"
(…)
1.2
Als een aanvraag omgevingsvergunning niet past in de planregels van het bestemmingsplan, moet de aanvraag worden gezien om een verzoek om af te wijken van deze planregels.
(…)
1.3.
Het is niet wenselijk om af te wijken van het bestemmingsplan, omdat het project in strijd is met zowel het gemeentelijk als het provinciaal beleid.
(…)
1.4
Het algemene belang weegt in dit geval zwaarder dan het belang van de aanvrager om zijn project te realiseren."
2.4.
Bij beschikking, gedateerd 8 december 2014, verzonden op 24 december 2014, heeft het college de door belanghebbende aangevraagde omgevingsvergunning geweigerd, omdat - kort samengevat - de aanvraag in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan en het bouwplan is strijd is met het bepaalde in de bouwregels die bij het bestemmingsplan horen. In de brief heeft het college verder als motivering opgenomen dat het geen redenen ziet af te wijken van voormelde bouwregels.
2.5.
Bij beschikking, gedateerd 9 januari 2015, heeft de heffingsambtenaar aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd ten bedrage van € 9.703,13 (2,25% x € 575.000 verminderd met 25%).

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de aanslag leges terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd, welke vraag door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend wordt beantwoord.
3.2.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van rechtswege tevens de aanvraag inhield van een vergunning om af te wijken van het bestemmingsplan, dat de eerstbedoelde aanvraag bij de brief van 4 november 2014 niet-ontvankelijk is verklaard en buiten behandeling is gesteld, en dat, voor zover het college al handelingen heeft verricht die als in behandeling nemen kunnen worden aangemerkt, die handelingen betrekking hadden op de aanvraag van de vergunning om af te wijken van het bestemmingsplan, waarvoor volgens de tarieventabel tarieven gelden van € 165 tot € 1.980.
3.3.
De heffingsambtenaar heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd betwist.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Belanghebbende heeft blijkens de duidelijke bewoordingen in het aanvraagformulier van 28 oktober 2014 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een windturbine, die terecht mede is aangemerkt als een aanvraag van een vergunning voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan. De aanvraag voor het bouwen van een windturbine is blijkens de brief van 4 november 2014 namens het college door gemeenteambtenaren getoetst aan de daarvoor geldende vereisten. In de brief is een opsomming gegeven van de ontbrekende gegevens en is voorts vermeld dat een eerste beoordeling is verricht, die ertoe heeft geleid dat vragen zijn gerezen ten aanzien van de realiseerbaarheid van de bouw waarvoor de aanvraag is verricht, in het bijzonder wegens strijd met het bestemmingsplan. Aldus kan niet worden gezegd dat de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een windturbine niet in behandeling is genomen.
4.2.
Weliswaar is in de brief van 4 november 2014 de tussenkop „ontvankelijkheid” opgenomen, maar de brief bevat geen overwegingen dienaangaande en ook is in de brief geen beslissing omtrent de ontvankelijkheid genomen. Anders dan belanghebbende stelt, is op de aanvraag slechts eenmaal beslist, te weten bij de beschikking van 8 december 2014. Die beschikking is genomen op de aanvraag die belanghebbende in het aanvraagformulier van 28 oktober 2014 had gedaan.
4.3.
Nu de aanvraag waarop de aanslag leges betrekking heeft, was gedaan voor een omgevingsvergunning om te bouwen en die aanvraag in behandeling was genomen, heeft de heffingsambtenaar terecht bij het opleggen van die aanslag het in de tarieventabel bij die activiteit behorende tarief toegepast.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is op
3 januari 2018in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(K. de Jong-Braaksma) (J.W. van Knobelsdorff)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 januari 2018
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.