ECLI:NL:GHARL:2018:3717

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.190.133 e/v
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van administratieve sancties bij verkeersovertredingen en de beoordeling van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland. De betrokkene had hoger beroep ingesteld tegen drie administratieve sancties die hem waren opgelegd door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie. De sancties betroffen overtredingen die plaatsvonden op 31 oktober 2014, waarbij de betrokkene als kentekenhouder werd beschuldigd van het niet volgen van de voorsorteervakrichting, niet links inhalen en het overschrijden van een doorgetrokken streep. De kantonrechter had de beroepen van de betrokkene ongegrond verklaard.

Het hof oordeelde dat het opleggen van één van de drie sancties niet billijk was, omdat twee van de sancties voortkwamen uit dezelfde handeling. Het hof heeft de sanctie met CJIB-nummer 187220422 op nihil gesteld, terwijl de andere sancties zijn bevestigd. De betrokkene had aangevoerd dat de verbalisant geen bewijs had geleverd voor de overtredingen en dat hij zich de situatie niet kon herinneren. Het hof oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende grondslag bood voor de vaststelling van de gedragingen, tenzij de betrokkene specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aan de juistheid van de verklaring twijfelen.

Het hof concludeerde dat de betrokkene niet voldoende bewijs had geleverd om te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisant. De omstandigheden van de zaak, waaronder de aard van de overtredingen en de tijdsduur tussen de gedragingen, werden in overweging genomen. Het hof bevestigde de beslissingen van de kantonrechter voor de sancties die niet op nihil zijn gesteld en vernietigde de beslissing voor de sanctie die als onbillijk werd beschouwd.

Uitspraak

WAHV 200.190.133, 200.190.134 en 200.190.135
19 april 2018
CJIB 187220415, 187220422 en 187220423
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissingen
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 7 maart 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissingen van de kantonrechter

De kantonrechter heeft de beroepen van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissingen ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissingen van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft verweerschriften ingediend.
De betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking met CJIB-nummer 187220415 een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “op een kruising niet de richting volgen die het voorsorteervak aangeeft”, welke gedraging zou zijn verricht op 31 oktober 2014 om 14.38 uur op de Mijdrechtse Zuwe ter hoogte van de N201 te Mijdrecht met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. Tevens is aan de betrokkene als kentekenhouder bij inleidende beschikking met CJIB-nummer 187220422 een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “niet links inhalen”, welke gedraging zou zijn verricht op 31 oktober 2014 om 14.38 uur op de Mijdrechtse Zuwe ter hoogte van de N201 te Mijdrecht met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
3. Verder is aan de betrokkene als kentekenhouder bij inleidende beschikking met CJIB-nummer 187220423 een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “als bestuurder de doorgetrokken streep overschrijden (verkeer in beide richtingen)”, welke gedraging zou zijn verricht op 31 oktober 2014 om 14.41 uur op de Provincialeweg N201 te Mijdrecht met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
4. De betrokkene stelt dat de verbalisant geen enkel bewijs heeft geleverd dat de vermoedelijke situatie zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. De verbalisant wordt altijd in het gelijk gesteld en hoeft niets te bewijzen. De betrokkene stelt verder dat hij zich deze situatie niet kan herinneren en dat naar zijn weten het voertuig in zijn garage stond. Hij meent dan ook dat sprake is van een vergissing bij het opnemen van het kenteken. Daarnaast was het voertuig geschorst. Hiertoe heeft de betrokkene een e-mail van de RDW overgelegd over de schorsingsgegevens van het voertuig. De betrokkene voert tevens aan dat hij de opgelegde sancties voor dit mogelijke incident disproportioneel vindt.
5. Anders dan de betrokkene kennelijk meent, is het niet zo dat de verbalisant altijd in het gelijk wordt gesteld en op zijn woord wordt geloofd. In zaken als deze biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Of de verklaring van de verbalisant voor juist wordt gehouden is ervan afhankelijk of de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. De betrokkene hoeft dus niet het bewijs van zijn onschuld te leveren, maar van de betrokkene mag wel worden verwacht dat hij door middel van concrete feiten en omstandigheden een begin van twijfel aan de juistheid van de verklaring van de verbalisant aandraagt.
6. De verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB met nummer 187220415 houdt onder meer het volgende in:
“Als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser die de rijbaan volgt op een kruispunt niet de rijrichting volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft. Betrokkene maakte gebruik van de voorsorteerstrook met een pijl die wees in de richting rechts.
Ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: 53.4.”
6. De verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB met nummer 187220422 houdt onder meer het volgende in:
“Betrokkene haalde een vrachtwagen rechts in via het voorsorteervak voor rechts.
Ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: 53.4.”
7. De verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB met nummer 187220423 houdt onder meer het volgende in:
“Het betrof een doorgetrokken streep.
Ter hoogte van hectometerpaal/pandnummer: 53.8.”
8. De dossiers bevatten een aanvullende verklaring waarin de verbalisant, voor zover relevant, het volgende verklaart:
“De rijbaan N201 bij hectometerpaal 53.4 gaat over in twee rijstroken. (…) De kentekens zijn [01-YYY-01] en [00-YYY-0] . Ik zie dat de driewielers langs de achterzijde van de vrachtwagen de rijstrook voor rechtsaf oprijden. Inmiddels is het verkeerslicht voor rechtdoor (via de N201) groen gaan uitstralen. Ik zie dat beide driewielers de vrachtwagen via de rijbaan voor rechtsaf, dat middels dwangpijlen is geregeld, inhalen en de vrachtwagen rechts passeren. De vrachtwagen is al rijdend en heeft de bocht al ingezet. Toch geven beide bestuurders gas en gaan de vrachtwagen rechts voorbij. Het verkeer op de rijbaan voor rechtsaf heeft op dat moment nog rood uitstralend verkeerslicht.
Ik zie de driewielers rijden op de N201 in de richting van Vinkeveen. Ter hoogte van hectometerpaal 53.7 zie ik ze beide een personenauto inhalen. Ter plaatse zijn er twee rijbanen, een in de richting van Vinkeveen en een in de richting van Amstelhoek. De rijbanen zijn gescheiden middels dubbele doorgetrokken strepen.”
9. Dat het voertuig van de betrokkene niet op het tijdstip van de gedraging op de pleeglocatie geweest kon zijn, is door de betrokkene niet met stukken onderbouwd. Uit de overgelegde stukken van de RDW blijkt niet dat het voertuig op 31 oktober 2014 was geschorst, nog daargelaten dat een eventuele schorsing niet betekent dat niet met het voertuig gereden kan zijn. Hetgeen de betrokkene heeft aangevoerd, betreft niet meer dan de enkele ontkenning dat de gedragingen zijn verricht. Het is vaste rechtspraak dat een enkele ontkenning van de gedraging niet leidt tot twijfel aan de verklaring van de verbalisant, zodat op basis van de verklaringen van de verbalisant wordt vastgesteld dat de gedragingen zijn verricht.
10. Het verweer van de betrokkene stelt aan de orde of er in dit geval aanleiding is om de sanctie(s) achterwege te laten of het bedrag van de sanctie(s) te matigen. Slechts bijzondere omstandigheden kunnen daartoe aanleiding geven.
11. Naar het oordeel van het hof is in dit geval ten aanzien van de opgelegde sancties met CJIB-nummers 187220415 en 187220422 sprake van bijzondere omstandigheden. Uit de verklaringen van de verbalisant blijkt dat deze twee sancties zijn opgelegd naar aanleiding van een inhaalmanoeuvre waarbij via de voorsorteerstrook een vrachtwagen rechts is ingehaald. Het hof acht het opleggen van twee sancties in de gegeven omstandigheden niet billijk en ziet hierin aanleiding om in dit specifieke geval het bedrag van de sanctie met CJIB-nummer 187220422 op nihil te stellen.
12. Ten aanzien van de opgelegde sanctie met CJIB-nummer 187220423 bestaat geen aanleiding om de sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen. De omstandigheid dat deze overtreding binnen korte tijd na voornoemde overtredingen is begaan, betreft geen bijzondere omstandigheid die daartoe aanleiding geeft.
13. Gelet op het voorgaande beslist het hof als volgt.

Beslissing

Het gerechtshof:
ten aanzien van WAHV 200.190.134 (CJIB 187220422)
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond;
wijzigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 187220422 de administratieve sanctie is opgelegd in zoverre, dat het bedrag van de aan de betrokkene opgelegde sanctie wordt vastgesteld op nihil;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene in deze zaak tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
ten aanzien van WAHV 200.190.133 en 200.190.135 (CJIB 187220415 en 187220423)
bevestigt de beslissingen van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.