ECLI:NL:GHARL:2018:3720

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.193.472
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid verbalisant bij snelheidsmeting en vernietiging sanctiebeschikking

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland van 4 april 2016. De zaak betreft een administratieve sanctie opgelegd aan de betrokkene voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter, die het beroep ongegrond had verklaard. De gemachtigde voerde aan dat de officier van justitie ten onrechte had afgezien van het horen van de betrokkene, terwijl er geen sprake was van een kennelijk ongegrond beroep. Het hof oordeelde dat de officier van justitie de betrokkene in de gelegenheid had moeten stellen om te worden gehoord, aangezien het beroep niet kennelijk ongegrond was. Hierdoor vernietigde het hof de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond.

Daarnaast werd er twijfel geuit over de bevoegdheid van de verbalisant om het laserapparaat te gebruiken voor de snelheidsmeting, omdat er geen certificaat was overgelegd waaruit deze bevoegdheid bleek. Het hof kon niet vaststellen of de verbalisant opgeleid was voor het bedienen van de specifieke laserapparatuur die was gebruikt. Gezien deze tekortkomingen kon de opgelegde sanctie niet in stand blijven, en vernietigde het hof de inleidende beschikking. Tevens werd de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, vastgesteld op € 751,50.

Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat de rechtsgang en de waarborgen voor de betrokkene in acht moeten worden genomen, en dat de procedurele rechten van de betrokkene niet mogen worden geschonden. De uitspraak onderstreept het belang van de juiste toepassing van de wet en de noodzaak voor de autoriteiten om de juiste procedures te volgen bij het opleggen van sancties.

Uitspraak

WAHV 200.193.472
19 april 2018
CJIB 187838154
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 4 april 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de officier van justitie van het horen van de betrokkene mocht afzien, omdat de gemachtigde in diens beroepschrift tegen de inleidende beschikking niet heeft verzocht om te worden gehoord. Evenmin is sprake van een kennelijk ongegrond beroep.
2. Ingevolge artikel 7 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) juncto artikel 7:16 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet de officier van justitie de indiener van het administratief beroep in de gelegenheid stellen te worden gehoord. Zoals door de gemachtigde is aangevoerd, is bij brief van
19 mei 2015, en aldus alvorens de officier van justitie op het beroep heeft beslist, verzocht om te worden gehoord.
3. Het hof is van oordeel dat de officier van justitie in dit geval de gemachtigde in de gelegenheid had moeten stellen om te worden gehoord, aangezien het beroep niet kennelijk - dat wil zeggen: aanstonds blijkend, zonder dat daarvoor nader onderzoek noodzakelijk is - ongegrond is. Dit brengt mee dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie niet in stand had mogen laten. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en die beslissing vernietigen. Dit brengt mee dat de overige bezwaren tegen de beslissingen van de kantonrechter en de officier van justitie geen bespreking behoeven. Het hof zal thans overgaan tot het beoordelen van de bezwaren tegen de opgelegde sanctie.
4. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 92,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen de bebouwde kom, met 11 km/h (verkeersbord A1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 25 februari 2015 om 07:37 uur op de Doetinchemseweg te Doetinchem met het voertuig met het kenteken
[00-YY-YY] .
5. De gemachtigde heeft zijn twijfel geuit omtrent de bevoegdheid van de verbalisant tot het gebruik van het desbetreffende laserapparaat voor de snelheidsmeting nu een certificaat ontbreekt waaruit deze bevoegdheid blijkt. De snelheidsmeting zou daarmee, naar het hof begrijpt, niet conform de Aanwijzing snelheidsoverschrijdingen en snelheidsbegrenzers (de Aanwijzing) zijn uitgevoerd en dit zou ertoe moeten leiden dat de beschikking waarbij de sanctie is opgelegd dient te worden vernietigd.
6. Volgens de ten tijde van de gedraging geldende Aanwijzing wordt onder een lasersnelheidsmeter verstaan een meetinstrument voor het meten van de snelheid van voertuigen, waarbij gebruik gemaakt wordt van door het voertuig gereflecteerd laserlicht. De bedienaar van een dergelijk meetinstrument dient te zijn opgeleid om de gebruikte snelheidsmeter voor de opsporing van snelheidsoverschrijdingen te gebruiken.
7. Bij de stukken van het geding bevindt zich, op daaraan voorafgaand verzoek van het openbaar ministerie d.d. 29 oktober 2015, een certificaat van de verbalisant dat is opgesteld op 19 oktober 2005. Uit het certificaat volgt dat de verbalisant met goed gevolg heeft deelgenomen aan de Module Waarnemer Snelheidscontroles Laser (Laser Patrol). Andere certificaten zijn niet overgelegd.
8. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de snelheidsmeting is uitgevoerd met de LTI 20/20 TruSpeed. Op grond van de informatie in het dossier kan het hof niet vaststellen dat de verbalisant was opgeleid voor het bedienen van de TruSpeed laserapparatuur. In het dossier ontbreekt informatie omtrent de vraag of en in hoeverre de LTI20/20 TruSpeed qua bediening vergelijkbaar is met de LaserPatrol en of en in hoeverre de opleiding voor de bediening van de LaserPatrol vergelijkbaar is met die voor de LTI20/20 TruSpeed. Het hof ziet geen aanleiding om in deze fase van de procedure de advocaat-generaal in de gelegenheid te stellen om hieromtrent nog nadere informatie te verstrekken, nu hij hiertoe reeds voldoende gelegenheid heeft gehad. De advocaat-generaal heeft afgezien van het uitbrengen van een verweerschrift waarin hij deze vragen had kunnen beantwoorden. De aan de betrokkene opgelegde sanctie kan, gelet op het vorenstaande, niet in stand blijven. Het hof zal derhalve de inleidende beschikking vernietigen. Hetgeen aan zekerheid is gesteld moet worden gerestitueerd.
9. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een administratief beroepschrift, het indienen van een beroepschrift bij de kantonrechter en het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt per 1 januari 2018 € 501,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 751,50 (= 3 x € 501,- x 0,5).

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaar het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 3 juni 2015, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 187838154 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 751,50.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.