ECLI:NL:GHARL:2018:3744

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.193.273
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging feitcode in verkeersboete wegens handelen in strijd met verkeersborden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam, die op 27 april 2016 een beroep van de betrokkene tegen een administratieve sanctie ongegrond verklaarde. De betrokkene had een boete van € 140,- opgelegd gekregen voor het handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2) op de Admiraliteitskade te Rotterdam op 16 mei 2014. De betrokkene erkent dat hij op de genoemde datum en tijd heeft gereden, maar betwist de overtreding. Hij stelt dat hij niet in strijd met bord C2 heeft gehandeld, maar dat hij na het passeren van bord C3 (eenrichtingsweg) is gekeerd en teruggereden naar zijn woning. De betrokkene heeft bewijs in de vorm van een foto overgelegd ter ondersteuning van zijn verweer.

Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de Admiraliteitskade op de betreffende datum een eenrichtingsweg was. Het hof oordeelt dat de betrokkene in strijd heeft gehandeld met bord C3, en dat de feitcode in de beschikking gewijzigd kan worden zonder dat de betrokkene in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en verklaart het beroep van de betrokkene gedeeltelijk gegrond. De beschikking wordt gewijzigd in die zin dat de feitcode en omschrijving van de gedraging worden aangepast naar R552a en "Als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C3 (eenrichtingsweg)". Het hof verklaart het beroep voor het overige ongegrond.

Uitspraak

WAHV 200.193.273
20 april 2018
CJIB 181625954
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 27 april 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2 van het RVV 1990, eenrichtingsverkeer)”, welke gedraging zou zijn verricht op 16 mei 2014 om 20.09 uur op de Admiraliteitskade te Rotterdam met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene erkent op voornoemde tijd en datum te hebben gereden over de Admiraliteitskade in de richting van de Willem Ruyslaan, maar stelt dat hij de in de beschikking vermelde overtreding niet heeft begaan. De betrokkene is voor bord C2 gekeerd en hij is het bord niet gepasseerd. Wel geeft de betrokkene aan dat hij heeft gehandeld in strijd met bord C3 nu hij na dit bord is gekeerd en is teruggereden naar zijn woning. Ter onderbouwing hiervan heeft de betrokkene eerder in de procedure een foto overgelegd waarop hij heeft aangegeven hoe hij precies heeft gereden. Volgens de betrokkene is het dan ook onmogelijk dat de verbalisant (vanaf zijn positie) heeft kunnen waarnemen dat hij inreed tegen de geslotenverklaring. Tussen de positie van de verbalisant en de betreffende kruising staan aan beide zijden van de weg diverse grote bomen die het zicht van de verbalisant hebben moeten ontnemen.
3. De gedraging betreft een overtreding van artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990) juncto bord C2. Deze houden in:
"Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of verbod inhouden."
Het bord C2 uit bijlage 1 van het RVV 1990 duidt een geslotenverklaring aan.
4. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
5. De ambtsedige verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het aanvullend proces-verbaal d.d. 13 augustus 2014 houdt onder meer het volgende in:
''Op 16 mei 2014, omstreeks 20.09 uur, bevond ik mij in uniform gekleed en met handhaving belast op de openbare weg, Admiraliteitskade te Rotterdam en constateerde aldaar het volgende: als bestuurder handelen in strijd met geslotenverklaring (bord C2) R551b. Ik zag namelijk dat op voorgenoemde datum, tijdstip en plaats een motorvoertuig met Toyota, kleur zwart, kenteken [00-YYY-0] voor hem bedoelde bord C2 (geslotenverklaring) negeerde en de gesloten verklaring inreed. Ik ben toen overgegaan tot het uitschrijven van de aankondiging van beschikking feit R551b. Als antwoord op het verweer van de betrokkene: de verkeerssituatie op de Admiraliteitskade is gewijzigd naar eenrichtingsweg in verband met de afsluiting van de Boerengatbrug op de Maasboulevard. Deze tijdelijke verkeersmaatregel was van kracht van 1 mei 2014 tot en met 18 mei 2014. Wat voorheen een tweerichtingsweg was is veranderd naar eenrichtingsweg. Deze wijziging is tweemaal op de Admiraliteitskade duidelijk aangegeven door middel van bord C2 op de juiste locaties (zie bijlage 1 en 2). Ik zag dat de bestuurder in één keer de Admiraliteitskade door heeft gereden en geen poging heeft gemaakt bij het appartement complex de Oostmolenwerf te stoppen of de garage onder het gebouw in te rijden. Ik stond op het trottoir op de Admiraliteitskade bij de kruising met de Admiraliteitsstraat en kon elk voertuig zien die de Admiraliteitskade inreed tegen de geslotenverklaring.''
6. Naar het oordeel van het hof staat genoegzaam vast dat de Admiraliteitskade te Rotterdam op de onder 1. genoemde datum en tijdstip een eenrichtingsweg betrof. Voorts acht het hof - gelet op hetgeen de betrokkene consistent heeft aangevoerd - aannemelijk dat hij voor het rode bord met de witte streep (bord C2) is gekeerd en in de richting van de Willem Ruyslaan is teruggereden naar zijn woning die gelegen is aan de Admiraliteitskade.
De betrokkene betwist niet dat hij heeft gehandeld in strijd met bord C3. Na het passeren van het blauwe bord met de witte pijl (bord C3) is de betrokkene gekeerd en in tegengestelde richting teruggereden naar zijn woning. Omdat het bord C3 een verplichte rijrichting aangeeft, brengt het door de betrokkene aangevoerde mee dat hij heeft gehandeld in strijd met artikel 62 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) juncto bord C3. Derhalve had de verbalisant een sanctie dienen op te leggen voor de gedraging met feitcode 552A. De omschrijving van die gedraging luidt: "Als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C3 (eenrichtingsweg)".
7. Gelet op de stukken in het dossier en gelet op hetgeen de betrokkene in de procedure naar voren heeft gebracht, is naar de overtuiging van het hof komen vast te staan dat de betrokkene ten tijde van de gedraging in strijd met bord C3 heeft gehandeld.
8. Volgens vaste jurisprudentie van het hof is het geoorloofd om de feitcode te wijzigen indien de betrokkene daardoor niet in zijn verdedigingsbelangen is geschaad. Nu de betrokkene - zoals uit de stukken blijkt - weet waartegen hij zich heeft te verdedigen en de hoogte van het bedrag van de sanctie voor de beide feitcodes gelijk is, is het hof van oordeel dat de betrokkene door een wijziging van de feitcode niet in zijn belangen is geschaad. Daarom hoeft de inleidende beschikking niet te worden vernietigd, maar kan worden volstaan met de wijziging van de feitcode en de omschrijving van de gedraging.
9. Gelet op het voorgaande zal het hof zowel de beslissing van de kantonrechter als de beslissing van de officier van justitie vernietigen, het beroep van de betrokkene tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond verklaren en die beschikking voor wat betreft de daarin opgenomen feitcode en omschrijving van de gedraging wijzigen als na te melden.
10. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, beslist het hof als volgt.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond;
wijzigt die beschikking in die zin dat daarin als feitcode en omschrijving van de gedraging worden vermeld: ''R552a'' en "Als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord C3 (eenrichtingsweg)'';
verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.