ECLI:NL:GHARL:2018:3752

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
20 april 2018
Publicatiedatum
20 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.214.766
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Van Schuijlenburg
  • mr. Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging sanctiebeschikking wegens onterecht opleggen aan kentekenhouder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 20 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland van 13 maart 2017. De zaak betreft een administratieve sanctie die was opgelegd aan de betrokkene als kentekenhouder voor het parkeren in strijd met een parkeerverbod. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroep niet tijdig was ingesteld. De gemachtigde van de betrokkene heeft echter in hoger beroep aangevoerd dat het beroepschrift tijdig was ingediend, met bewijs van verzending op 26 augustus 2016. Het hof heeft vastgesteld dat de beslissing van de officier van justitie op 15 juli 2016 aan de betrokkene was toegezonden, en dat de beroepstermijn eindigde op 26 augustus 2016. Het hof concludeert dat het beroepschrift voor het einde van de termijn ter post is bezorgd en dat het beroep dus tijdig is ingesteld. Hierdoor vernietigt het hof de beslissing van de kantonrechter en gaat over tot de beoordeling van het beroep tegen de officier van justitie.

Het hof oordeelt dat de sanctie ten onrechte aan de kentekenhouder is opgelegd, omdat er een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder bestond. De verbalisant had namelijk gesproken met de bestuurder voordat de sanctie werd opgelegd. Dit betekent dat de sanctie niet aan de betrokkene als kentekenhouder had mogen worden opgelegd. Het hof verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking, en bepaalt dat de betrokkene het bedrag van de zekerheidstelling moet worden gerestitueerd. Tevens worden de proceskosten van de betrokkene vergoed, tot een bedrag van € 1002,-.

Uitspraak

WAHV 200.214.766
20 april 2018
CJIB 193347368
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 13 maart 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 6 april 2018. De gemachtigde van de betrokkene is verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [D] .

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard, omdat het beroep niet tijdig is ingesteld.
2. In hoger beroep voert de gemachtigde aan dat het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie tijdig is ingesteld, nu het beroepschrift op 26 augustus 2016 ter post is bezorgd en overlegt hiertoe een verzendbewijs.
3. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen een termijn van zes weken, welke termijn aanvangt op de dag na die waarop een afschrift van de beslissing van de officier van justitie aan de betrokkene is toegezonden. Bij verzending per post is het beroepschrift tijdig ingediend, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
4. Blijkens de gedingstukken is de beslissing van de officier van justitie op 15 juli 2016 aan de betrokkene toegezonden. De beroepstermijn eindigde dus op 26 augustus 2016. Het beroepschrift, gedateerd 26 augustus 2016, is blijkens het daarop geplaatste stempel op 31 augustus 2016 bij de CVOM ontvangen. Linksboven het beroepschrift staat een barcode genoteerd. De envelop waarin het beroepschrift is verzonden, bevindt zich niet in het dossier.
5. Uit het verzendbewijs blijkt dat op 26 augustus 2016 een poststuk ter post is bezorgd. De barcode op het verzendbewijs komt overeen met de barcode die vermeld staat op het beroepschrift.
6. Gelet op het voorgaande heeft de gemachtigde aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift voor het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd. Nu het beroepschrift binnen een week na afloop van de termijn is ontvangen, is het beroep tijdig ingesteld. Gelet hierop dient de beslissing van de kantonrechter te worden vernietigd. Het hof zal, doende hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, overgaan tot de beoordeling van het beroep tegen de officier van justitie.
7. De officier van justitie heeft het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Bij die inleidende beschikking is aan de betrokkene als kentekenhouder een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “parkeren in strijd met parkeerverbod/parkeerverbodszone (bord E1)”, welke gedraging zou zijn verricht op 27 oktober 2015 om 12.22 uur op de Bussumerstraat te Hilversum met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
8. Namens de betrokkene is onder meer aangevoerd dat onterecht op kenteken is bekeurd.
9. Artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) bepaalt - voor zover hier van belang - dat indien is vastgesteld dat de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, en niet aanstonds is vastgesteld wie daarvan de bestuurder is, de administratieve sanctie wordt opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken ten tijde van de gedraging in het kentekenregister was ingeschreven. Deze bepaling moet aldus worden verstaan dat ingeval zich een reële mogelijkheid tot staandehouding van de bestuurder van het motorrijtuig, waarmee de geconstateerde gedraging is verricht, voordoet, die bepaling buiten toepassing dient te blijven en de sanctie aan die bestuurder dient te worden opgelegd.
10. De verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht van het CJIB houdt onder meer het volgende in:
“Foto, parkeerverbodszone, 2 minuten geen activiteiten, na cautie verklaart meneer: ik ben bij het Leger des heils geweest om kleding weg te brengen.”
11. Deze zaak wijkt af van het arrest van het hof van 22 augustus 2017 (ECLI:NL:GHARL:2017:7249) waar de gemachtigde van de advocaat-generaal ter zitting naar heeft verwezen, omdat uit dit dossier en het verhandelde ter zitting genoegzaam is komen vast te staan dat de verbalisant met de bestuurder van het voertuig heeft gesproken vóórdat hij de sanctie oplegde. Zodoende bestond er een reële mogelijkheid tot staandehouding en is de sanctie ten onrechte op kenteken uitgeschreven. Dit brengt mee dat de sanctie niet aan de betrokkene als kentekenhouder had mogen worden opgelegd zodat de inleidende beschikking niet in stand kan blijven. De overige argumenten van de gemachtigde van de betrokkene kunnen daarmee buiten bespreking blijven.
12. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is gegrond. Deze beslissing en de inleidende beschikking worden vernietigd. Het bedrag van de zekerheidstelling dient aan de betrokkene te worden gerestitueerd.
13. De gevraagde kosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het administratief beroepschrift, het beroepschrift bij de kantonrechter, het hoger beroepschrift en het verschijnen ter zitting van het hof dienen in totaal vier punten te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 1002,-.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 193347368 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 1002,-, over te maken op bankrekeningnummer [00000] ten name van [E] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.