ECLI:NL:GHARL:2018:3861

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2018
Publicatiedatum
24 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.221.537
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens ingetrokken sanctie en voorwaarden voor hoger beroep bij dwangsom

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 13 juli 2017 een dwangsom van € 1260,- had opgelegd aan de betrokkene. De kantonrechter had geoordeeld dat er geen beroep was ingesteld tegen de beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie, en had het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het administratief beroepschrift gegrond verklaard. De officier van justitie heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat, volgens de wet, hoger beroep alleen mogelijk is in gevallen waarin de opgelegde sanctie na de beslissing van de kantonrechter meer bedraagt dan € 70,-. Aangezien de inleidende beschikking reeds was ingetrokken door de opsporingsinstantie, was er voor de officier van justitie geen mogelijkheid om hoger beroep in te stellen. Het hof heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Daarnaast heeft het hof de advocaat-generaal veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de betrokkene, tot een bedrag van € 125,25. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de aard van de zaak en de gemaakte kosten voor het indienen van het verweerschrift. De beslissing van het hof benadrukt de voorwaarden waaronder hoger beroep mogelijk is in zaken die betrekking hebben op dwangsommen en verkeersvoorschriften.

Uitspraak

WAHV 200.221.537
24 april 2018
CJIB 168404652
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 13 juli 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft verstaan dat door de betrokkene geen beroep is ingesteld tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing, het beroep tegen het niet tijdig beslissen op het administratief beroepschrift en het niet vaststellen van een dwangsom gegrond verklaard en bepaald dat een dwangsom van € 1260,- aan de betrokkene is verschuldigd. Voorts heeft de kantonrechter de officier van justitie veroordeeld in de kosten ten behoeve van de betrokkene, tot een bedrag van € 495,-.
Het procesverloop
De officier van justitie heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De gemachtigde van de betrokkene heeft een verweerschrift ingediend. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Het hof heeft bij arrest van 3 april 2013 (gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2013:2333) bepaald dat, gelet op artikel 4:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het hoger beroep in voorkomende gevallen ook betrekking kan hebben op geschillen met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van de dwangsom ingeval van niet-tijdig beslissen op een administratief beroep of op een verzoek om toekenning van een proceskostenvergoeding. Echter de mogelijkheid voor het hof om van een dergelijk geschil kennis te nemen is, gelet op de tekst van artikel 14, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) beperkt tot die zaken waarin de opgelegde sanctie na de beslissing van de kantonrechter meer bedraagt dan € 70,-.
2. Het hof heeft in het arrest van 20 juli 2010 (WAHV 200.060.303, gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3632), onder verwijzing naar de parallelle ontwikkeling van appelmogelijkheden ten aanzien van de strafrechtelijke overtredingen en Wahv-gedragingen, geoordeeld dat, indien de initiële sanctie meer dan € 70,- bedroeg, hoger beroep voor de officier van justitie ook open staat indien het oordeel van de kantonrechter heeft geleid tot vernietiging van de inleidende beschikking -dan wel daartoe had moeten leiden- op een van de gronden genoemd in artikel 9 Wahv, waarbij zijn uitgezonderd die gevallen waarin de sanctie op nihil is gesteld op grond van de omstandigheden waarin de betrokkene verkeert, als bedoeld in artikel 9, tweede lid, onder b, Wahv.
3. Nu de inleidende beschikking reeds in administratief beroep is ingetrokken door de opsporingsinstantie, staat voor de officier van justitie derhalve geen hoger beroep open. Daarom dient het hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
4. De namens de betrokkene gevraagde kosten gemaakt in hoger beroep komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het verweerschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak (beroep niet tijdig beslissen en toekenning van een dwangsom) wordt de wegingsfactor 0,25 (gewicht van de zaak = zeer licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 125,25.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 125,25,-, over te maken op bankrekeningnummer [00000] ten name van [B] te [C] .
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.