ECLI:NL:GHARL:2018:3956

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 april 2018
Publicatiedatum
25 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.195.886
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een sanctie voor geen dimlicht of groot licht voeren bij nacht buiten de bebouwde kom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 22 juni 2016 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene had een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd gekregen voor het niet voeren van dim- of groot licht bij nacht buiten de bebouwde kom. Dit zou zijn gebeurd op 25 april 2014 om 21:42 uur op de Beijerincklaan te Waddinxveen. De betrokkene erkent dat de linker koplamp van zijn auto niet werkte, maar stelt dat hij dit niet had kunnen voorkomen. Hij had voor vertrek zijn verlichting gecontroleerd en het defect ontstond pas tijdens het rijden, zonder mogelijkheid om veilig te stoppen.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen. De betrokkene heeft aangevoerd dat hij niet in staat was om het defect onmiddellijk te herstellen, omdat er geen veilige plek was om te stoppen. Het hof oordeelt dat een bestuurder verantwoordelijk is voor de verlichting van zijn voertuig, maar dat er in dit geval geen reële mogelijkheid was om het defect direct te verhelpen. De omstandigheden maken dat de oplegging van een sanctie in dit geval niet billijk is.

Het gerechtshof vernietigt daarom de beslissing van de kantonrechter, verklaart het beroep gegrond en vernietigt de sanctie die aan de betrokkene was opgelegd. Tevens wordt bepaald dat de door de betrokkene gestelde zekerheid aan hem wordt gerestitueerd. Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.195.886
18 april 2018
CJIB 181332426
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 22 juni 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “geen dim- of groot licht voeren bij nacht buiten de bebouwde kom”, welke gedraging zou zijn verricht op 25 april 2014 om 21:42 uur op de Beijerincklaan te Waddinxveen met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene erkent dat de linker koplamp van zijn auto niet werkte toen de verbalisant hem staande hield. Hij stelt echter dat hij dit onmogelijk had kunnen voorkomen. Rond 21:30 uur was de betrokkene vertrokken van het zwembad. Zoals altijd controleerde hij voor het wegrijden of zijn verlichting in orde was. Beide koplampen functioneerden op dat moment. Na ongeveer drie kilometer rijden, viel het de betrokkene op dat er minder licht van zijn auto afkwam. Hij concludeerde dat één van de koplampen het waarschijnlijk niet meer deed. De betrokkene had vervangende lampjes en zekeringen in zijn auto. Er was echter geen mogelijkheid om te stoppen, ook geen daarvoor geschikte berm. De eerstvolgende stopplek was een bushalte op ongeveer één kilometer afstand. Op dat moment kwam er een motoragent uit de tegengestelde richting, die keerde, voor de betrokkene ging rijden en hem bij de bushalte staande hield. De betrokkene heeft de situatie direct uitgelegd, met het verzoek om de kans te krijgen het defect te herstellen. De verbalisant weigerde dat en schreef onmiddellijk een bekeuring uit. De betrokkene heeft de overtreding niet kunnen voorkomen en vindt het daarom onredelijk dat hij is beboet.
3. Gelet op de stukken in het dossier en de erkenning van de gedraging door de betrokkene, staat naar het oordeel van het hof vast te staan dat de gedraging is verricht. Vervolgens dient het hof te beoordelen of er toch redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
4. De betrokkene doet in feite een beroep op overmacht. Dat kan slagen als feiten of omstandigheden worden aangevoerd op grond waarvan aannemelijk wordt dat de betrokkene onder de gegeven omstandigheden niet anders heeft kunnen handelen dan hij heeft gedaan.
5. De betrokkene heeft aangevoerd dat hij voor het wegrijden zijn verlichting heeft gecontroleerd, en dat er op het moment dat het defect ontstond niet direct een gelegenheid was om dat defect te repareren. De verbalisant is niet om een nadere toelichting gevraagd en het openbaar ministerie heeft de door de betrokkene geschetste gang van zaken niet betwist. Gelet daarop neemt het hof deze als vaststaand aan.
6. Voorop staat dat een bestuurder er verantwoordelijk voor is dat zijn voertuig te allen tijde voldoet aan de gestelde eisen. Wanneer door een defect aan het voertuig bij donker geen juiste verlichting kan worden gevoerd, kan aan de bestuurder een sanctie worden opgelegd als met het voertuig wordt gereden. Bij het constateren van een dergelijk defect tijdens het rijden, moet het voertuig op de eerstvolgende (veilige) plek tot stilstand worden gebracht en het defect worden hersteld. Van een automobilist kan echter niet het onmogelijke worden gevergd. Het is niet veilig – en bovendien verboden – om buiten de bebouwde kom op de rijbaan te parkeren. Kennelijk was er ter plaatse geen geschikte berm of andere uitwijkmogelijkheid aanwezig. Gelet daarop bestond er voor de betrokkene geen reële mogelijkheid om het defect onmiddellijk bij het ontstaan daarvan te herstellen, zodat hij ervoor kon en mocht kiezen de reparatie uit te stellen tot de eerstvolgende uitwijkmogelijkheid.
7. Bij deze stand van zaken moet worden geoordeeld dat de betrokkene niet anders had kunnen handelen dan hij heeft gedaan. Dat maakt oplegging van een sanctie in dit geval niet billijk. Het hof beslist daarom als volgt.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie d.d. 31 mei 2014, alsmede de beschikking waarbij onder CJIB-nummer 181332426 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.