In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft twee administratieve sancties die zijn opgelegd aan een touringcarbedrijf, hierna te noemen 'betrokkene', als kentekenhouder. De sancties waren opgelegd omdat de bussen van de betrokkene op de Oude Turfmarkt te Amsterdam zouden zijn geparkeerd op een wijze die gevaar of hinder voor het verkeer veroorzaakte. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen van de kantonrechter, die de beroepen ongegrond had verklaard.
Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisant de buschauffeurs had gewaarschuwd en hen vervolgens, nadat de bussen vijftig meter verder waren gereden, sancties had opgelegd aan de kentekenhouder. Het hof oordeelt dat het niet goed voorstelbaar is waarom de sancties niet aan de bestuurders van de bussen konden worden opgelegd. De verbalisant heeft hierover geen opheldering gegeven, ook niet na een verzoek van de officier van justitie. Het hof concludeert dat de sancties onterecht zijn opgelegd aan de kentekenhouder, terwijl er een reële mogelijkheid bestond om de sancties aan de bestuurders op te leggen.
Daarom heeft het hof de beslissingen van de kantonrechter vernietigd, het beroep in beide zaken gegrond verklaard en de sancties vernietigd. Tevens is bepaald dat hetgeen door de betrokkene tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd. Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.