ECLI:NL:GHARL:2018:4050

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 april 2018
Publicatiedatum
30 april 2018
Zaaknummer
WAHV 200.196.476 en 200.196.477
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sancties opgelegd aan kentekenhouder wegens onterecht niet staandehouden van bestuurders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft twee administratieve sancties die zijn opgelegd aan een touringcarbedrijf, hierna te noemen 'betrokkene', als kentekenhouder. De sancties waren opgelegd omdat de bussen van de betrokkene op de Oude Turfmarkt te Amsterdam zouden zijn geparkeerd op een wijze die gevaar of hinder voor het verkeer veroorzaakte. De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissingen van de kantonrechter, die de beroepen ongegrond had verklaard.

Het hof heeft vastgesteld dat de verbalisant de buschauffeurs had gewaarschuwd en hen vervolgens, nadat de bussen vijftig meter verder waren gereden, sancties had opgelegd aan de kentekenhouder. Het hof oordeelt dat het niet goed voorstelbaar is waarom de sancties niet aan de bestuurders van de bussen konden worden opgelegd. De verbalisant heeft hierover geen opheldering gegeven, ook niet na een verzoek van de officier van justitie. Het hof concludeert dat de sancties onterecht zijn opgelegd aan de kentekenhouder, terwijl er een reële mogelijkheid bestond om de sancties aan de bestuurders op te leggen.

Daarom heeft het hof de beslissingen van de kantonrechter vernietigd, het beroep in beide zaken gegrond verklaard en de sancties vernietigd. Tevens is bepaald dat hetgeen door de betrokkene tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd. Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

WAHV 200.196.476 en 200.196.477
30 april 2018
CJIB 184816142 en 184816139
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissingen
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 24 mei 2016
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
wonende te [C] .

De beslissingen van de kantonrechter

De kantonrechter heeft de beroepen van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissingen ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissingen van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Op 31 januari en 22 december 2017 zijn nog brieven van de betrokkene ontvangen.

Beoordeling

1. De betrokkene is een touringcarbedrijf. Aan haar zijn als kentekenhouder bij inleidende beschikkingen de volgende sancties opgelegd:
- een administratieve sanctie van € 140,- ter zake van “voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd”, welke gedraging zou zijn verricht op 25 september 2014 om 10:47 uur op de Oude Turfmarkt te Amsterdam met een autobus met het kenteken [YY-YY-00] ;
- een administratieve sanctie van € 140,- ter zake van “voertuig zodanig op de weg laten staan dat gevaar wordt/kan worden veroorzaakt of verkeer wordt/kan worden gehinderd”, welke gedraging zou zijn verricht op 25 september 2014 om 10:45 uur op de Oude Turfmarkt te Amsterdam met een autobus met het kenteken [00-YY-00] .
2. Namens de betrokkene is uitgebreid verweer gevoerd. Het hof begrijpt uit het beroepschrift dat de gemachtigde zich – onder meer – op het standpunt stelt dat de chauffeurs ten onrechte niet zijn staandegehouden.
3. Uit artikel 5 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv), zoals dit gold ten tijde van de vermeende gedraging, volgt dat uitgangspunt is dat een bestuurder, wanneer een overtreding wordt geconstateerd, wordt staandegehouden, dat zijn identiteit wordt vastgesteld en dat hem een sanctie wordt aangezegd. Slechts wanneer daarvoor geen reële mogelijkheid is geweest, mag de sanctie aan de kentekenhouder worden opgelegd. Als op dit punt een verweer wordt gevoerd, zal de rechter daarop uitdrukkelijk moeten beslissen en zo nodig aan de verbalisant een nadere toelichting moeten vragen.
4. Naar aanleiding van het administratief beroepschrift heeft de officier van justitie de verbalisant gevraagd om een aanvullend proces-verbaal op te maken. Daarbij is uitdrukkelijk gevraagd om aan te geven waarom er geen staandehouding heeft plaatsgevonden.
5. In beide dossiers bevindt zich een aanvullend proces-verbaal van de verbalisant, dat op 28 januari 2015 is opgemaakt. Beide processen-verbaal zijn exact gelijk, op tijdstip, merk en kenteken na. De verbalisant verklaart, voor zover hier van belang, onder meer:
‘Ik, verbalisant, heb de chauffeur gevraagd om met de autobus door te rijden omdat het verkeer op deze locatie en aan de grenzende wegen wordt gestremd. Chauffeur was van mening dat hij zijn passagiers in- en uit mocht laten stappen. Ik, verbalisant, heb de chauffeur medegedeeld dat hierdoor het verkeer stremmingen ontstaan op het Rokin. Chauffeur had hier weinig begrip voor. Chauffeur medegedeeld dat als hij alsnog besluit om passagiers in c.q. uit te laten stappen ik een aankondiging van beschikking uit zou schrijven. (…) Chauffeur besluit om ongeveer 50 meter verderop stil te gaan staan om passagiers in c.q. uit te laten stappen.’
6. Kennelijk heeft de verbalisant de buschauffeurs gewaarschuwd en vervolgens, nadat de bussen vijftig meter verder zijn gereden, twee sancties opgelegd aan de kentekenhouder. Naar het oordeel van het hof is niet goed voorstelbaar waarom in dit geval de sancties niet konden worden opgelegd aan de bestuurders van de bussen. De verbalisant heeft hierover geen opheldering gegeven, ook niet na een uitdrukkelijk verzoek van de officier van justitie daartoe.
7. Nu de sancties met toepassing van artikel 5 van de Wahv zijn opgelegd aan de kentekenhouder, terwijl er een reële mogelijkheid bestond om de sancties aan de bestuurders op te leggen, kunnen deze niet in stand blijven. Of de gedragingen zijn verricht, kan in het midden blijven. Het hof zal beslissen als hierna vermeld.
8. Omdat de betrokkene in het gelijk wordt gesteld, hoeven haar overige argumenten niet meer te worden besproken.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissingen van de kantonrechter;
verklaart het beroep in beide zaken gegrond;
vernietigt de beslissingen van de officier van justitie, alsmede de beschikkingen waarbij onder CJIB-nummers 184816142 en 184816139 de administratieve sancties zijn opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.