ECLI:NL:GHARL:2018:4225

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
WAHV 200.196.036
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Landstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van verzuim bij zekerheidstelling in WAHV-procedure

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 1 augustus 2012 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene had niet voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling, zoals voorgeschreven in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter de betrokkene niet de gelegenheid heeft geboden om het verzuim te herstellen, wat in strijd is met artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel vereist dat indiener de kans krijgt om verzuimen te herstellen binnen een gestelde termijn. Het hof concludeert dat de beslissing van de kantonrechter niet in stand kan blijven en wijst de zaak terug naar de rechtbank voor verdere behandeling. Tevens wordt de advocaat-generaal veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene tot een bedrag van € 250,50. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

WAHV 200.196.036
4 mei 2018
CJIB 153837634
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 1 augustus 2012
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Op 3 mei 2017 en 25 januari 2018 zijn nog brieven van de gemachtigde ontvangen.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, nu door de betrokkene niet is voldaan aan de verplichting tot zekerheidstelling.
2. Artikel 11, vierde (destijds: derde) lid, tweede volzin, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) houdt het volgende in:
“De officier van justitie wijst de indiener van het beroepschrift na de ontvangst ervan op de verplichting tot zekerheidstelling en deelt hem mee dat de zekerheidstelling dient te geschieden binnen twee weken na de dag van verzending van zijn mededeling.”
3. Het te dezen toepasselijke artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, (…) mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.”
4. Uit voornoemde bepalingen volgt dat de zekerheidsbrieven aan de betrokkene dienen te worden verzonden en dat, in geval van verzuim, aan de betrokkene de gelegenheid moet worden geboden het verzuim te herstellen.
5. Uit de gedingstukken blijkt dat de betrokkene en de gemachtigde bij brief van 4 mei 2012 door de officier van justitie zijn gewezen op de verplichting tot zekerheidstelling. In het dossier bevindt zich echter geen tweede brief, waarin de gelegenheid is geboden het verzuim te herstellen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat dit niet is gebeurd.
6. Derhalve kan de bestreden beslissing niet in stand blijven. Het hof zal de bestreden beslissing vernietigen en de zaak ter behandeling en beslissing terugwijzen naar de kantonrechter.
7. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een hoger beroepschrift. Aan het indienen van een beroepschrift dient één punt te worden toegekend. De waarde per punt bedraagt per
1 januari 2018 € 501,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 250,50,- (= 1 x € 501,- x 0,5).
8. Het hof wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Limburg ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 250,50;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Landstra als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.