ECLI:NL:GHARL:2018:4354

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
14 mei 2018
Zaaknummer
WAHV 200.214.413
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Starreveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbreken beroepschrift tegen beslissing officier van justitie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, die op 20 februari 2017 een beslissing had genomen in een administratiefrechtelijke handhaving van verkeersvoorschriften. De betrokkene had geen beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, wat volgens artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) noodzakelijk is om hoger beroep te kunnen instellen. De gemachtigde van de betrokkene had een brief gestuurd, maar het hof oordeelde dat deze brief niet als beroepschrift kon worden aangemerkt. De kantonrechter had terecht vastgesteld dat er geen beroep was ingesteld, waardoor het hof het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaarde. De zaak werd behandeld op 30 april 2018, maar de betrokkene was niet verschenen. De advocaat-generaal had wel een verweerschrift ingediend, maar maakte geen gebruik van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde. Het hof concludeerde dat zonder een geldig beroepschrift er geen mogelijkheid was voor hoger beroep, en verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

WAHV 200.214.413
14 mei 2018
CJIB 195488262
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland
van 20 februari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] , [C] B.V.,
kantoorhoudende te [D] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft verstaan dat de betrokkene geen beroep heeft ingesteld tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep. Daarbij is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 30 april 2018. Namens de betrokkene is niemand verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [E] .
Op 2 mei 2018 is nog een brief van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen. Nu deze is ingekomen na sluiting van het onderzoek ter zitting, kan op de inhoud hiervan geen acht worden geslagen.

Beoordeling

1. Artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) bepaalt - voor zover hier van belang - dat degene die bij de rechtbank beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep kan instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.
2. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de brief van de gemachtigde van 26 augustus 2016 geen beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie oplevert.
3. Blijkens het dossier is de beslissing van de officier van justitie op 8 juni 2016 aan de betrokkene en diens gemachtigde toegezonden. In het dossier bevindt zich een brief van de gemachtigde d.d. 26 augustus 2016 met als onderwerp "doorzenden kantonberoep inzake 8062542195488262", waarin de gemachtigde schrijft dat de CVOM binnen zes weken na het indienen van het kantonberoep het dossier dient door te zenden aan de kantonrechter, dat dit in dit geval niet is gebeurd ondanks dat de termijn hiervoor inmiddels is verstreken en dat hij dan ook rappelleert betreffende de uitblijvende doorzending. Bij brief van 7 oktober 2016 schrijft de gemachtigde dat de bovengenoemde brief geen beroepschrift is, maar een rappel vanwege het uitblijven van de bij wet verplichte doorzending aan de rechtbank.
4. Naar het oordeel van het hof kan de brief van de gemachtigde d.d. 26 augustus 2016 niet worden aangemerkt als beroepschrift tegen de beslissing van de officier van justitie. In die brief wordt door de gemachtigde namelijk uitdrukkelijk gewezen op de doorzendplicht van de officier van justitie aan de rechtbank betreffende het beroepschrift en de op de zaak betrekking hebbende stukken. Niet gebleken is dat de gemachtigde met die brief (tevens) beroep heeft willen instellen tegen de beslissing van de officier van justitie. Nu het dossier ook overigens geen beroepschrift gericht tegen de beslissing van de officier van justitie bevat, heeft de kantonrechter terecht verstaan dat geen beroep is ingesteld.
5. Nu er geen beroep is ingesteld bij de rechtbank, kan gelet op artikel 14 van de Wahv geen hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter worden ingesteld. Het hoger beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.