Beoordeling
1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de gemachtigde geen gebruik heeft gemaakt van de hem bij brief van 8 februari 2017 geboden gelegenheid om de gronden van beroep aan te voeren.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat hij bij brief van
23 januari 2017 in de gelegenheid is gesteld om het geconstateerde verzuim uiterlijk op
20 februari 2017 te herstellen. Blijkens het procesdossier is het verzuim ook op 20 februari 2017 hersteld. Daaruit volgt dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. De termijn die hem bij brief van 8 februari 2017 is geboden is onredelijk kort voor het aanvoeren van gronden.
3. Artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geeft de kantonrechter de bevoegdheid het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wanneer - voor zover hier relevant - het beroepschrift geen gronden bevat en dit verzuim niet binnen een daartoe gestelde termijn is hersteld.
4. Het hof stelt vast dat de gemachtigde bij brief van 22 september 2016 beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. Het beroepschrift bevat geen gronden. In het beroepschrift wordt verzocht om een termijn voor het aanvoeren van beroepsgronden.
5. In het dossier bevindt zich een aan de gemachtigde gerichte brief van de griffier van de rechtbank d.d. 23 januari 2017, waarin de gemachtigde wordt uitgenodigd voor de zitting van 17 februari 2017 en waarin hij in de gelegenheid wordt gesteld het verzuim dat het beroepschrift geen gronden van beroep bevat uiterlijk op 20 februari 2017 te herstellen. Bij brief van 8 februari 2017 wordt de gemachtigde meegedeeld dat in de brief van 23 januari 2017 een onjuiste verzuimdatum is opgenomen en dat de gronden uiterlijk op 16 februari 2017 moeten zijn ontvangen. Op 20 februari 2017 zijn de gronden van beroep bij de rechtbank binnengekomen.
6. Het is vaste rechtspraak dat de gegeven termijn als bedoeld in artikel 6:6 van de Awb een redelijke dient te zijn. In het procesreglement bestuursrecht, dat door andere bestuursrechters wordt gehanteerd, wordt (in artikel 2.4, eerste lid) een hersteltermijn van vier weken genoemd. Deze termijn is de gemachtigde bij brief van de griffier van de rechtbank van 23 januari 2017 in deze zaak ook gegeven. Hangende deze termijn, bij brief van de griffier van 8 februari 2017, is de termijn echter bekort. Hierdoor is de gemachtigde, zo heeft hij ter zitting van het hof naar voren gebracht, qua planning in de problemen gekomen. Of een termijn in een specifieke zaak al dan niet als redelijk kan worden beschouwd, hangt af van de omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van het hof is de in de onderhavige zaak uiteindelijk geboden termijn, in aanmerking genomen dat deze eerst 9 dagen voor het verstrijken daarvan aan de gemachtigde bekend was, niet redelijk. Dit brengt mee dat de kantonrechter het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter dan ook vernietigen.
7. Vervolgens zal het hof overgaan tot de beoordeling van het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie, waarbij het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond is verklaard.
8. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 186,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 20 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 7 maart 2016 om 11:30 uur op de N310-Otterloseweg-thv Museum te Harskamp met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
9. De gemachtigde voert in hoger beroep aan dat de beslissing van de officier van justitie gebrekkig is gemotiveerd en onzorgvuldig is voorbereid. In de onderhavige zaak is geen sprake van een ambtsedige verklaring van een verbalisant. De tekst in het zaakoverzicht, die kennelijk door een geautomatiseerd systeem is gegenereerd, kan niet als zodanige verklaring worden aangemerkt, zodat hieraan niet de aan een ambtsedige verklaring toegekende bewijskracht toekomt. Indien de gedraging wordt betwist moet er dus meer zijn dan uitsluitend het zaakoverzicht. De gemachtigde wijst in dit verband op het arrest van het hof van 4 april 2017, gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2017:2855. In de onderhavige zaak is de gedraging in administratief beroep betwist. De officier van justitie heeft zich bij de vaststelling van de gedraging echter louter gebaseerd op de automatisch gegenereerde tekst in het zaakoverzicht. De foto’s heeft hij niet bij de beoordeling van het beroep betrokken, terwijl dit wel van hem mocht worden verwacht. 10. Het hof stelt voorop dat de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) niet de eis stelt dat aan een krachtens die wet opgelegde administratieve sanctie een ambtsedig proces-verbaal van een opsporingsambtenaar ten grondslag ligt. Het enkele ontbreken van een fysiek (ondertekend) proces-verbaal heeft dan ook niet per definitie tot gevolg dat de sanctie niet in stand kan blijven. In het arrest waarnaar de gemachtigde verwijst, heeft het hof op basis van door de advocaat-generaal aangeleverde informatie vastgesteld dat in trajectcontrolezaken de gegevens in het zaakoverzicht door het trajectcontrolesysteem zijn gegenereerd. In artikel 3, tweede lid, van de Wahv, is aan daartoe aangewezen ambtenaren de bevoegdheid toegekend om voor gedragingen die op geautomatiseerde wijze zijn vastgesteld een administratieve sanctie op te leggen.
11. In de onderhavige zaak bevat het zaakoverzicht onder meer de volgende gegevens:
“Door mij is waargenomen hetgeen langs elektronische weg is geconstateerd en vastgelegd.
De werkelijke snelheid stelde ik vast met behulp van een voor de meting getest, geijkt en op de voorgeschreven wijze gebruikt snelheidsmeetmiddel.
Gemeten (afgelezen) snelheid : 73 km per uur.
Werkelijke (gecorrigeerde) snelheid : 70 km per uur.
Toegestane snelheid : 50 km per uur.
Overschrijding met : 20 km per uur.
De overtreding werd geautomatiseerd vastgelegd door middel van geijkt radarapparatuur welke is gemonteerd in een flitspaal.”
12. Blijkens de gegevens in het zaakoverzicht is in deze zaak sprake van een vaste flitspaal waarmee snelheidsoverschrijdingen worden vastgesteld. De tekst in het zaakoverzicht betreft kennelijk gegevens die automatisch door de apparatuur in de flitspaal zijn gegenereerd, naar aanleiding van een op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedraging. Zoals hiervoor is overwogen, kan de oplegging van een administratieve sanctie ingevolge de Wahv op die gegevens worden gebaseerd.
13. Onder omstandigheden kan er voor de officier van justitie (dan wel de rechter die met Wahv-zaken is belast) aanleiding bestaan om bij de motivering van zijn beslissing de foto's van de gedraging te betrekken. Dit is in beginsel slechts geboden indien het in (administratief) beroep gevoerde verweer daartoe aanleiding geeft.
14. In het administratief beroepschrift d.d. 6 april 2016 wordt aangevoerd dat de betrokkene betwist dat hij de maximum snelheid van 50 km/h met 20 km/h heeft overschreven en expliciet twijfelt aan de rechtmatigheid van de in deze zaak gebruikte opsporingsmethode, temeer nu de beschikking gebrekkig is gemotiveerd. Naar het oordeel van het hof was de officier van justitie op grond van dit verweer niet gehouden bij de motivering van zijn beslissing de foto's van de gedraging te betrekken. Het verweer van de gemachtigde dat de beslissing van de officier van justitie gebrekkig is gemotiveerd dan wel onzorgvuldig is voorbereid, wordt dan ook verworpen.
15. De gemachtigde voert in hoger beroep verder aan dat zich op de foto's meerdere voertuigen bevinden. Uit de processtukken blijkt niet hoe kan worden vastgesteld dat de overtreding met het voertuig van de betrokkene zou zijn begaan.
16. In het dossier bevinden zich twee foto's. Op deze foto's is een tegemoetkomend voertuig met kenteken [YY-000-Y] te zien, alsmede een voertuig dat van de camera wegrijdt. Op één van de foto's is een uitvergroting van het kenteken van het gemeten voertuig weergegeven, te weten [YY-000-Y] . Uit de gegevens die zijn opgenomen onder de foto's blijkt dat is geconstateerd dat met het gemeten voertuig op de bovengenoemde datum, tijd en plaats met een geconstateerde snelheid van 73 km/h is gereden en dat sprake is van een tegemoetkomende rijrichting.
17. Nu de onderhavige meting blijkens de gegevens onder de foto's een tegemoetkomend voertuig betreft en het voertuig van betrokkene op de foto in tegemoetkomende rijrichting rijdt, terwijl het andere voertuig op de foto in de tegenovergestelde richting rijdt, staat naar het oordeel van het hof vast dat het voertuig van de betrokkene is gemeten. Aldus is komen vast te staan dat de gedraging is verricht met het voertuig van de betrokkene.
18. Het voorgaande brengt mee dat de officier van justitie het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. Het hof zal het beroep tegen diens beslissing dan ook ongegrond verklaren.
19. Namens de betrokkene is verzocht om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Naar het oordeel van het hof komen de gevraagde kosten voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding van kosten van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand is in het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair bepaald per proceshandeling. De gemachtigde van de betrokkene heeft de volgende proceshandelingen verricht: het indienen van een hoger beroepschrift, het indienen van een nadere toelichting en het verschijnen ter zitting bij het hof. Aan het indienen van een beroepschrift en het verschijnen ter zitting dient telkens één punt te worden toegekend en aan het indienen van een nadere toelichting een halve punt. De waarde per punt bedraagt per
1 januari 2018 € 501,-. Gelet op de aard van de zaak past het hof wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toe. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 626,25 (=2,5 x € 501,- x 0,5).