ECLI:NL:GHARL:2018:4412

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
15 mei 2018
Publicatiedatum
15 mei 2018
Zaaknummer
WAHV 200.216.484
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • M. Arends
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdig stellen van zekerheid in verkeerssanctiezaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland, die op 7 maart 2017 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaarde. De betrokkene had niet tijdig zekerheid gesteld voor de betaling van een administratieve sanctie en de administratiekosten. De betrokkene had eerder aangegeven dat hij vanwege financiële onmacht niet in staat was om de zekerheid te stellen. Het gerechtshof oordeelt dat het niet tijdig stellen van zekerheid verschoonbaar is, gezien de omstandigheden van de betrokkene. Het hof verwijst naar de wettelijke verplichtingen die de betrokkene had en de communicatie die heeft plaatsgevonden over de zekerheidstelling. Het hof concludeert dat de kantonrechter ten onrechte de niet-ontvankelijkheid heeft uitgesproken en vernietigt de beslissing. De zaak wordt terugverwezen naar de kantonrechter voor verdere behandeling, waarbij rekening gehouden moet worden met de financiële draagkracht van de betrokkene. Het hof benadrukt het belang van toegang tot de rechter en de noodzaak om de financiële situatie van de betrokkene in overweging te nemen bij de beoordeling van de zekerheidstelling.

Uitspraak

WAHV 200.216.484
15 mei 2018
CJIB 196273513
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland
van 7 maart 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, omdat de betrokkene niet tijdig zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de administratieve sanctie en de administratiekosten.
2. Bij brief van 16 augustus 2016 is de betrokkene gewezen op de wettelijke verplichting om vóór de behandeling van het beroepschrift door de kantonrechter zekerheid te stellen voor het bedrag van de sanctie en de administratiekosten. Bij brief van 2 september 2016 is de betrokkene opnieuw in de gelegenheid gesteld om op uiterlijk 16 september 2016 zekerheid te stellen. Bij brief van 24 augustus 2016 geeft de betrokkene aan vanwege financiële onmacht het bedrag van de zekerheidstelling niet te kunnen voldoen.
3. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een zekerheidstelling ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) in het algemeen niet in de weg zal staan aan de toegang tot de rechter. Op het voorgaande dient een uitzondering te worden gemaakt, indien de hoogte van het gevraagde bedrag aan zekerheid gelet op de financiële omstandigheden van de betrokkene een zodanige belemmering oplevert, dat toepassing van het stelsel van zekerheidstelling in het onderhavige geval zou neerkomen op een ontoelaatbare beperking van het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gegarandeerde recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie.
4. Dit brengt, ook gelet op het arrest van het hof van 17 februari 2014 (WAHV 200.133.496, ECLI:NL:GHARL:2014:1139) mee dat, indien een betrokkene in de procedure bij de kantonrechter met redenen omkleed aanvoert dat hij niet (terstond) in staat is zekerheid te stellen tot het totale van hem verlangde bedrag, de kantonrechter, tenzij hij het daaromtrent aangevoerde reeds aanstonds aannemelijk acht, de betrokkene in de gelegenheid zal moeten stellen op een openbare zitting te worden gehoord omtrent zijn financiële draagkracht.
5. Acht de kantonrechter het aangevoerde omtrent de financiële draagkracht gegrond, dan zal hij het bepaalde in artikel 11, derde lid, van de Wahv in zoverre buiten toepassing moeten laten als in overeenstemming is met de draagkracht van de betrokkene. Zonodig zal aan de betrokkene een nadere termijn moeten worden gegund waarbinnen hij alsnog de door de kantonrechter vastgestelde zekerheid kan stellen.
6. Acht de kantonrechter het aangevoerde omtrent de financiële draagkracht ongegrond, dan dient de kantonrechter de betrokkene een nadere termijn te gunnen om alsnog het volledige bedrag van de zekerheidstelling te voldoen.
7. Uit het dossier blijkt dat de kantonrechter de betrokkene bij brief van
24 november 2016 de gelegenheid heeft geboden om binnen vier weken zijn draagkrachtverweer met stukken te onderbouwen. Voorts heeft de kantonrechter, conform de werkwijze zoals omschreven in overweging 4, de betrokkene bij brief van 18 januari 2017 uitgenodigd voor de zitting van 7 maart 2017 teneinde toe te lichten waarom hij niet in staat is om zekerheid te stellen. De betrokkene wordt er in de brief van 18 januari 2017 daarnaast op gewezen dat op de zitting van 7 maart 2017 ook zijn inhoudelijke bezwaren tegen de opgelegde sanctie kunnen worden besproken. Uiteindelijk heeft de betrokkene -blijkens het verweerschrift van de advocaat-generaal- op 20 december 2016, aldus na afloop van de daartoe gestelde termijn, zekerheid gesteld.
8. Betrokkene is niet ter zitting verschenen. Uit het hoger beroepschrift kan worden afgeleid dat de betrokkene in de veronderstelling verkeerde dat de zitting van 7 maart 2017 enkel zou gaan over het toelichten waarom hij niet in staat was om zekerheid te stellen en niet ook over zijn bezwaren tegen de sanctie. Daar de betrokkene het bedrag van de zekerheidstelling op dat moment reeds had voldaan, is hij niet ter zitting verschenen.
9. Gelet op het handelen van de betrokkene in de onderhavige zaak in combinatie met de inhoud van de brief van de rechtbank d.d. 18 januari 2017 is het hof van oordeel dat het niet tijdig stellen van zekerheid door de betrokkene verschoonbaar is. Het beroep van de betrokkene is dan ook ten onrechte door de kantonrechter niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet (tijdig) stellen van zekerheid.
10. Het hof zal, gelet op het voorgaande, de beslissing van de kantonrechter vernietigen en de zaak terugwijzen naar de kantonrechter van de rechtbank Noord-Holland ter behandeling en beslissing met inachtneming van het hier overwogene.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beslissing en wijst de zaak terug naar de rechtbank Noord-Holland ter behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Arends als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.