ECLI:NL:GHARL:2018:4573

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
18 mei 2018
Zaaknummer
WAHV 200.222.080
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schuijlenburg
  • A. Verstraaten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens gebrek aan geldige machtiging in WAHV-zaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 1 augustus 2017. De zaak betreft een beroep tegen een inleidende beschikking die is opgelegd aan [E] v.o.f. als kentekenhouder. De officier van justitie had het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat er geen geldige machtiging was overgelegd door de gemachtigde [A]. De gemachtigde stelde dat de kantonrechter had miskend dat de officier van justitie het recht om te worden gehoord had geschonden en dat er geldige machtigingen in het dossier aanwezig waren.

Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde niet de juiste bevoegdheid had om namens [E] v.o.f. beroep in te stellen, aangezien de machtiging niet afkomstig was van degene aan wie de beschikking was gericht. De kantonrechter had eerder geoordeeld dat het beroep van de officier van justitie terecht niet-ontvankelijk was verklaard. Het hof heeft deze beslissing bevestigd en het verzoek tot vergoeding van kosten afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van een geldige machtiging in het kader van administratief beroep volgens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).

Uitspraak

WAHV 200.222.080
17 mei 2018
CJIB 1950200387
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 1 augustus 2017
betreffende
[A] ,
wonende te [B] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [C] ,
kantoorhoudende te [D] ,
tevens beweerdelijk optredende namens [E] v.o.f.,
gevestigd te [F] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene tot vergoeding van kosten afgewezen.
Het procesverloop
De gemachtigde heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

De kantonrechter is tot het oordeel gekomen dat de officier van justitie het beroep tegen de inleidende beschikking terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van een deugdelijke machtiging om daartegen beroep in te stellen. Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is daarom ongegrond verklaard.
De gemachtigde voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter heeft miskend dat de officier van justitie het recht om te worden gehoord heeft geschonden. Voorts stelt hij dat [G] en [A] handelsbevoegd waren in de onderhavige zaak en dat er aldus geldige machtigingen in het dossier aanwezig zijn.
3. Uit de stukken van het dossier blijkt het volgende. Bij inleidende beschikking is een sanctie opgelegd aan [E] v.o.f. als kentekenhouder. Op 13 februari 2016 heeft [A] beroep ingesteld tegen de inleidende beschikking via het Digitaal Loket. De officier van justitie heeft [A] bij brief van 2 maart 2016 gewezen op het ontbreken van een schriftelijke machtiging, waaruit blijkt dat degene aan wie de sanctie is opgelegd schriftelijk toestemming heeft gegeven voor het aantekenen van beroep tegen de opgelegde sanctie, en de gelegenheid geboden deze machtiging alsnog binnen een termijn van vier weken te verstrekken. Voorts wordt in deze brief aangegeven dat het niet herstellen van dit verzuim kan leiden tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep. Bij brief van
9 maart 2016 heeft [G] [A] voor het instellen en behandelen van het beroep tegen de inleidende beschikking gemachtigd. Het administratief beroep is op 13 april 2016 door de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een geldige machtiging.
4. Om vast te kunnen stellen of [A] gemachtigd is om beroep tegen de inleidende beschikking in te stellen, is van belang dat in artikel 6, eerste lid, van de Wahv is bepaald dat degene tot wie de beschikking is gericht, administratief beroep kan instellen bij de officier van justitie. Op grond van artikel 2:1, eerste lid, van de Awb is de officier van justitie bevoegd van een (pretense) gemachtigde te verlangen dat deze een schriftelijk bewijs van machtiging overlegt, om vast te stellen of degene die zich als gemachtigde van een betrokkene aandient bevoegd is namens deze beroep in te stellen.
5. Het hof volgt niet de stelling van de gemachtigde dat de in het dossier aanwezige machtiging - voor wat betreft de procedure bij de officier van justitie - geldig is. De beschikking is gericht aan [E] v.o.f., omdat deze als kentekenhouder geregistreerd stond ten tijde van de gedraging. Daarom is [E] v.o.f. gerechtigd om beroep in te stellen tegen de inleidende beschikking en kan alleen [E] v.o.f. een machtiging afgeven om namens hem beroep in te stellen. De in het dossier aanwezige machtiging, waaruit blijkt dat [A] door [G] gemachtigd is om beroep aan te tekenen tegen de opgelegde sanctie, volstaat daartoe niet, nu niet blijkt dat [G] [E] v.o.f. kan vertegenwoordigen.
6. Gelet hierop heeft de officier van justitie het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. De officier van justitie kon er in dit geval, op de voet van artikel 7:17, aanhef en onder a, van de Awb, van afzien om de gemachtigde te horen, aangezien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is wegens het verzuim betreffende de machtiging. Het hof zal daarom de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
7. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Verstraaten als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.