Beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 90,- opgelegd ter zake van “verbod stil te staan (bord E2)”, welke gedraging zou zijn verricht op 23 november 2016 om 16:30 uur op het Plein te ‘s-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
2. De betrokkene voert aan dat hij gerechtigd was om zijn voertuig ter plekke te parkeren omdat er geen bord E2 aanwezig was. Het bord E2 in de Lange Houtstraat heeft geen werking aan het Plein aangezien het een ander wegvak betreft. Bovendien had de betrokkene een goed zichtbare gehandicaptenparkeerkaart voor de voorruit geplaatst en werd het verkeer niet gehinderd. De betrokkene voert tot slot aan dat hij het buitengewoon teleurstellend vindt dat de kantonrechter met geen woord is ingegaan op zijn verweer.
3. In zaken betreffende de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
4. Naast de in de inleidende beschikking vermelde gegevens, houdt de verklaring van de verbalisant zoals opgenomen in het zaakoverzicht onder meer het volgende in:
“Ik verbalisant zag dat betrokken voertuig geparkeerd stond in strijd met verkeersbord E2. Op aangewezen plaats waren vier invalideparkeerplaatsen en eenmaal een parkeerplaats voor een diplomatiek kenteken. Betrokken voertuig was voorzien van een invalideparkeerkaart, maar stond buiten deze vakken geparkeerd.”
5. Uit het dossier volgt dat op de Lange Houtstraat, na de kruising met de Doelenstraat, een bord E2 (verbod stil te staan) is geplaatst. Aan het einde van de Lange Houtstraat volgt een bocht naar rechts; hier begint het Plein. Voor motorvoertuigen is het niet mogelijk aan het einde van de Lange Houtstraat rechtdoor te rijden. Na de bocht staat een bord C4 (eenrichtingsverkeer). De sanctie voor het overtreden van het verbod om stil te staan betreft het Plein, op het gedeelte gelegen tussen de Lange Houtstraat en de Korte Vijverberg. Het hof dient allereerst te beoordelen of het betreffende bord E2 ter plekke werking had.
6. Uit de toelichting op de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens (Besluit 28 juni 1991, Stcrt. 1991, 134) volgt dat het bord E2 van kracht is voor het wegvak waarlangs het geplaatst is. Blijkens voormelde Uitvoeringsvoorschriften luidt de definitie van het begrip wegvak: "gedeelte van een weg tussen twee zijwegen of - indien geen zijweg aanwezig is - tussen twee punten waarop een verkeersmaatregel betrekking heeft". Het bord E2 blijft derhalve van kracht tot in ieder geval de volgende zijweg of verkeersbord waardoor de werking van het bord E2 weer wordt opgeheven.
7. Het hof stelt vast dat voor de locatie waar het voertuig van de betrokkene stil stond, geen verkeersbord is geplaatst waarmee de werking van het bord E2 is opgeheven. Naar het oordeel van het hof is er evenmin sprake van een zijweg, zodat sprake is van een wegvak. Dat het gedeelte van het wegvak waar het voertuig van de betrokkene heeft stilgestaan een andere straatnaam heeft dan het gedeelte waar het bord stond en het wegvak een bocht heeft doet hier niet aan af. De werking van het bord E2 was dus niet opgeheven.
8. Dat de betrokkene een goed zichtbare gehandicaptenparkeerkaart voor de voorruit van zijn voertuig had geplaatst betekent niet dat hij ter plekke, buiten een parkeervak, in strijd met het verbod stil mag staan. Anders dan voor een parkeerverbod, is voor bestuurders van een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin op de voorgeschreven wijze een geldige en behoorlijk leesbare gehandicaptenparkeerkaart is aangebracht geen uitzondering gemaakt op het verbod stil te staan. Het verbod stil te staan gold dus ook voor de betrokkene.
9. Gelet op het voorgaande en in aanmerking genomen dat de betrokkene erkent ter plekke zijn voertuig buiten de hiervoor bestemde parkeervakken te hebben laten staan, stelt het hof vast dat de gedraging is verricht. Gelet op het gevoerde verweer dient het hof vervolgens te beoordelen of er andere redenen zijn een sanctie achterwege te laten of het bedrag van de sanctie te matigen.
10. Van iedere weggebruiker mag worden verwacht dat hij oplettend is op de aanwezige bebording en dat hij, indien hij zijn voertuig ter plaatse wil laten stil staan, de nodige moeite doet om zich ervan te vergewissen of dat ook is toegestaan. Dat de betrokkene zich er niet bewust van was dat hij zijn voertuig heeft laten stil staan op een plaats waar dat voor hem niet was toegestaan, is een omstandigheid die voor zijn rekening dient te blijven.
11. Gelet op het voorgaande heeft de kantonrechter het beroep terecht ongegrond verklaard. Met de betrokkene is het hof echter wel van oordeel dat de kantonrechter onvoldoende is ingegaan op de door de betrokkene aangevoerde argumenten. De kantonrechter heeft namelijk geoordeeld dat de gedraging vaststaat omdat de betrokkene de gedraging erkent, terwijl de betrokkene door te stellen dat er geen bord E2 ter plekke was geplaatst de gedraging heeft ontkend. Het hof zal daarom bij het bevestigen van de beslissing van de kantonrechter de gronden daarvan verbeteren.