Het hof is van oordeel dat de plaats van daadwerkelijke uitvoering van de overeenkomst tussen Motana Belgium en Caberg niet in Nederland ligt, zodat de Nederlandse rechter niet bevoegd is van de vorderingen van Motana Belgium kennis te nemen. Het hof overweegt daartoe dat niet in geschil is dat de bestellingen voor de gehele Benelux, alsmede alle correspondentie en onderhandelingen met Caberg werden gedaan en gevoerd door Motana Belgium vanuit België, dat de helmen voor de gehele Benelux werden (af)geleverd aan het magazijn van Motana Belgium in België, dat Motana Belgium vervolgens vanuit België voor de verdere distributie in de Benelux zorgde (voor wat betreft Nederland via Moteo Nederland) en dat alle helmen door Caberg aan Motana Belgium werden gefactureerd en door Motana Belgium rechtstreeks aan Caberg werden betaald. In geschil is evenmin dat het commerciële “zwaartepunt” van de distributieovereenkomst niet in Nederland lag. Ook uit de door Moteo Nederland en Motana Belgium overgelegde omzetcijfers over de jaren 2007-2011 van Motana Belgium lijkt te volgen dat in Nederland (via Moteo Nederland) slechts ongeveer 40% van de totale omzet werd gegenereerd (productie 24 bij conclusie van repliek).
Weliswaar betoogt Moteo Nederland dat de Nederlandse rechter bevoegd is, omdat Moteo Nederland is toegetreden tot de distributieovereenkomst, maar die, door Caberg betwiste, stelling gaat niet op. De rechtbank heeft in rechtsoverweging 4.7 van haar vonnis van 17 juli 2013 ten aanzien van die stelling het volgende overwogen, waarbij de rechtbank Moteo Nederland noemde bij haar oude naam Motana Nederland:
“De hiervoor beschreven omstandigheid dat Caberg leverde en factureerde aan
Motana België is tevens van belang voor de beoordeling van de vraag of Caberg de
overeenkomst uitsluitend met Motana België heeft gesloten, zoals door Caberg gesteld, of
ook met Motana Nederland, zoals door Motana c.s. gesteld. Die feitelijke uitvoering duidt er
immers op dat er uitsluitend een contractuele relatie tussen Caberg en Motana België tot
stand is gekomen. Volgens Motana c.s. is Motana Nederland evenwel toegetreden tot de
overeenkomst nadat zij in 2001 is opgericht, hetgeen zou blijken uit de vermelding van
Motana Nederland als exclusieve distributeur op de website van Caberg en de investeringen
die Motana Nederland heeft gedaan ten behoeve van de distributie van Caberg-helmen in
Nederland. De rechtbank overweegt dat Motana België en Motana Nederland afzonderlijke
rechtspersonen zijn, zodat Motana Nederland niet zonder meer bij haar oprichting is
toegetreden tot bestaande overeenkomsten van Motana België. De vermelding op de website
en investeringen door Motana Nederland zijn onvoldoende om een contractuele relatie
tussen Caberg en Motana Nederland aan te nemen. Die omstandigheden laten namelijk
onverlet dat er nog een contractuele schakel tussen Caberg en Motana Nederland zit. Dat die schakel er in dit geval ook was blijkt uit het feit dat zowel Caberg als Motana c.s. hebben
gesteld dat Motana België de helmen aan Motana Nederland doorverkocht, waaruit naar het
oordeel van de rechtbank volgt dat Motana Nederland slechts als derde bij de overeenkomst
was betrokken. Voorts heeft Caberg onbetwist gesteld dat de communicatie over de
distributie in beginsel altijd met Motana België plaatsvond. Uit het voorgaande volgt naar
het oordeel van de rechtbank dat er geen contractuele relatie tussen Caberg en Montana Nederland is totstandgekomen. Dit heeft tot gevolg dat de vorderingen die door Motana Nederland jegens Caberg zijn ingediend zullen worden afgewezen.”
Het hof verenigt zich met de wijze waarop de rechtbank deze omstandigheden heeft gewogen. In hoger beroep is niets (nieuws) aangevoerd dat tot een andere overweging leidt.