ECLI:NL:GHARL:2018:4771

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 mei 2018
Publicatiedatum
25 mei 2018
Zaaknummer
WAHV 200.199.583
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
  • A. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de huurovereenkomst in het kader van administratieve sancties bij verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Limburg, die op 18 augustus 2016 een beroep van de betrokkene ongegrond had verklaard. De betrokkene, een B.V., had hoger beroep ingesteld tegen een administratieve sanctie van € 92,- die was opgelegd wegens overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De gedraging vond plaats op 21 augustus 2015. De betrokkene stelde dat het voertuig op het moment van de overtreding was verhuurd aan een derde partij, en dat zij als kentekenhouder een beroep kon doen op artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv).

Het hof heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst die door de betrokkene was overgelegd, voldeed aan de eisen van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv. De vertegenwoordiger van de betrokkene had bewijsstukken overgelegd, waaronder een huurovereenkomst en een uittreksel uit het handelsregister, waaruit bleek dat de verhuurder een dochteronderneming van de betrokkene was. Het hof oordeelde dat de huurovereenkomst als zodanig kon worden aangemerkt, en dat de betrokkene recht had op een disculpatiemogelijkheid.

Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking werden vernietigd, en het bedrag dat door de betrokkene was gestort ter zekerheid werd gerestitueerd. Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wetgeving omtrent administratieve sancties en de rol van huurovereenkomsten in dit proces.

Uitspraak

WAHV 200.199.583
25 mei 2018
CJIB 192060140
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Limburg
van 18 augustus 2016
betreffende
[betrokkene] B.V. (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
vertegenwoordigd door [B] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 92,- opgelegd ter zake van “overschrijding maximum snelheid binnen bebouwde kom, met 9 km/h”, welke gedraging zou zijn verricht op 21 augustus 2015 om 9.15 uur op de Molenberglaan ter hoogte van perceel 96 te Heerlen met het voertuig met het kenteken [YY-00-YY] .
2. De vertegenwoordiger van de betrokkene heeft aangevoerd dat het voertuig met voormeld kenteken op de onder 1. vermelde datum was verhuurd door [C] B.V. (handelsnaam: [C1] ). [C] B.V. is een dochteronderneming van de betrokkene. De vertegenwoordiger heeft hiertoe eerder in de procedure (afschriften van) een huurovereenkomst en een factuur overgelegd alsmede een kopie van het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
3. Niet is betwist dat het voertuig met kenteken [YY-00-YY] op naam staat van de betrokkene, zodat zij als kentekenhouder een beroep kan doen op artikel 8 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv).
4. Artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv luidt - voor zover van belang - als volgt:
''De officier van justitie vernietigt de beschikking indien, in het geval van artikel 5 onderscheidenlijk artikel 5a, degene op wiens naam het kenteken in het kentekenregister is ingeschreven een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het motorrijtuig onderscheidenlijk de aanhangwagen was.''
5. Uit de door de vertegenwoordiger van de betrokkene overlegde huurovereenkomst blijkt dat het voertuig met voormeld kenteken in de periode van 20 augustus 2015 om 14.43 uur tot en met 21 augustus 2015 om 13.06 uur was verhuurd door [C1] aan ene [D] uit [E] .
6. De vraag die thans ter beoordeling ligt is of voornoemde huurovereenkomst is aan te merken als een huurovereenkomst in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv.
7. De officier van justitie heeft in zijn beslissing op het beroep tegen de inleidende beschikking geoordeeld dat dat niet het geval was, maar hij heeft dat niet gemotiveerd. Volgens de kantonrechter kan de huurovereenkomst niet als zodanig worden aangemerkt, omdat alleen [C1] als contractspartij van de huurder die de gedraging heeft verricht een beroep kan doen op het artikel.
8. Het hof stelt vast dat uit de kopie van het uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat [C] B.V. een dochteronderneming is van de betrokkene en dat - onder meer - [C1] als handelsnaam wordt gebruikt. Voorts staat op het door de betrokkene gebezigde briefpapier vermeld dat [C] B.V. een dochteronderneming is van de betrokkene en dat [C1] de handelsnaam is. Gelet op het voorgaande is bij het hof geen twijfel ontstaan over de omstandigheid dat de betrokkene is verbonden aan [C1] . De betrokkene verricht haar verhuuractiviteiten onder de naam [C1] , hetgeen meebrengt dat de huurovereenkomsten ook op die naam worden gesloten. De onder 5. genoemde huurovereenkomst is derhalve aan te merken als een huurovereenkomst in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv.
9. Het voorgaande brengt mee dat aan de betrokkene een disculpatiemogelijkheid in de zin van artikel 8, aanhef en onder b, van de Wahv toekomt.
10. Het hof zal derhalve de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen hetgeen de kantonrechter had behoren te doen, te weten het beroep gegrond verklaren en de beslissing van de officier van justitie alsmede de inleidende beschikking vernietigen. Het tot zekerheid gestelde bedrag dient te worden gerestitueerd.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
vernietigt de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 192060140 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene op de voet van artikel 11 van de Wahv tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan haar wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.