ECLI:NL:GHARL:2018:4794

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
WAHV 200.220.888
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wijma
  • M. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de beslissing van de kantonrechter inzake administratieve sanctie voor het niet afsluiten van een vereiste verzekering voor een bromfiets

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, die op 16 juni 2017 een administratieve sanctie had opgelegd aan de betrokkene, de kentekenhouder van een bromfiets. De kantonrechter had de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep van de betrokkene gegrond verklaard, maar de sanctie ongegrond verklaard. De kantonrechter had de officier van justitie veroordeeld tot betaling van kosten aan de betrokkene ter hoogte van € 124,-.

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van het hof op 15 mei 2018. De advocaat-generaal heeft geen verweerschrift ingediend. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter terecht geen aanleiding heeft gezien om de opgelegde sanctie te matigen. De gemachtigde heeft in hoger beroep enkel de gronden van de kantonrechter herhaald, zonder nieuwe argumenten aan te voeren die de beslissing van de kantonrechter zouden kunnen ondermijnen.

Het hof heeft vastgesteld dat de kantonrechter in zijn beslissing adequaat is ingegaan op de argumenten van de betrokkene en dat er geen procedurele fouten zijn gemaakt die tot vernietiging van de beslissing zouden kunnen leiden. Het hof heeft daarom de beslissing van de kantonrechter bevestigd, waarbij het benadrukt dat het niet de taak van het hof is om ambtshalve de rechtmatigheid van de beslissing van de kantonrechter te beoordelen, tenzij het gaat om kwesties van openbare orde.

Uitspraak

WAHV 200.220.888
28 mei 2018
CJIB 197337131
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland
van 16 juni 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ( [C] B.V.), kantoorhoudende te [D] .
De beslissing van de kantonrechter
De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing gegrond verklaard en na vernietiging van die beslissing van de officier van justitie het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Voorts heeft de kantonrechter de officier van justitie veroordeeld in de kosten ten behoeve van de betrokkene, tot een bedrag van € 124,-.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Bij het beroepschrift is verzocht om een behandeling ter zitting.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
De zaak is behandeld ter zitting van 15 mei 2018. De betrokkene en diens gemachtigde zijn niet verschenen. Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen
mr. [E] .

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 330,- opgelegd ter zake van “voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden”, welke gedraging blijkens een registercontrole van de RDW zou zijn verricht op 7 maart 2016 met het voertuig met het kenteken [YY-000-Y] .
2. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter ten onrechte geen grond heeft gezien voor matiging van de opgelegde sanctie.
3. De kantonrechter is in zijn beslissing ingegaan op de door de betrokkene aangevoerde argumenten. Het hof kan zich verenigen met hetgeen de kantonrechter in zijn beslissing heeft overwogen. Daarom wordt volstaan met de vaststelling dat de kantonrechter terecht geen aanleiding heeft gezien om de opgelegde sanctie te matigen.
4. Verder heeft de gemachtigde in hoger beroep aangegeven dat hij de gronden zoals ingediend bij de kantonrechter handhaaft. De gemachtigde, een professioneel rechtsbijstandverlener, heeft slechts volstaan met deze opmerking en heeft niet aangegeven dat en waarom de kantonrechter de ingediende bezwaren niet juist heeft beoordeeld. Het hof merkt hierbij op dat in het beroepschrift aan de kantonrechter een groot deel van de gronden ziet op procedurele kwesties in de procedure bij de officier van justitie en dat de kantonrechter de beslissing van de officier van justitie heeft vernietigd. Gelet hierop kan deze opmerking, nu het geen redenen bevat die de indiener van het beroepschrift heeft om de beslissing van de kantonrechter te vernietigen, niet als beroepsgrond worden beschouwd.
Het hof overweegt hierbij nog dat het niet de taak van het hof is om - anders dan in kwesties van openbare orde - ambtshalve de rechtmatigheid van de beslissing van de kantonrechter te beoordelen. Daarom kan ook hierin geen grond voor vernietiging van de beslissing van de kantonrechter worden gevonden.
5. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.