ECLI:NL:GHARL:2018:4829

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
29 mei 2018
Zaaknummer
200.233.569/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over verbeurde dwangsommen en beslaglegging met betrekking tot een biologisch dynamisch landbouwbedrijf

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, betreft het een hoger beroep in een executiegeschil tussen [appellante], een voormalig beherend vennoot van Zonnehoeve Zeewolde C.V., en Zonnehoeve zelf. De zaak is ontstaan uit een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, dat op 17 oktober 2017 werd gewezen. In dat vonnis werd Zonnehoeve veroordeeld tot het verstrekken van gebruik van een woning aan [appellante] en het betalen van dwangsommen bij niet-naleving. [appellante] heeft in hoger beroep gevorderd dat de executie van de verbeurde dwangsommen wordt gestaakt en dat de gelegde beslagen worden opgeheven. Zonnehoeve heeft in reconventie gevorderd dat [appellante] de locatie van de beslagen inboedel bekendmaakt en medewerking verleent aan de overdracht van bepaalde goederen.

Het hof heeft vastgesteld dat [appellante] niet heeft voldaan aan de verplichtingen uit het vonnis van 17 oktober 2017, met name met betrekking tot het overleggen van een actuele paardenlijst. Het hof oordeelde dat de voorzieningenrechter terecht had geoordeeld dat [appellante] dwangsommen had verbeurd. De grieven van [appellante] in het principaal hoger beroep zijn afgewezen, en het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. In het incidenteel appel heeft het hof de vordering van Zonnehoeve om [appellante] te bevelen de verblijfplaats van de beslagen inboedel kenbaar te maken, toegewezen. Het hof heeft [appellante] een dwangsom opgelegd voor het niet voldoen aan dit bevel.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van partijen in executiegeschillen en de noodzaak om aan rechterlijke uitspraken te voldoen. Het hof heeft de proceskosten verdeeld en het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.233.569/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/449820 / KL ZA 17-410)
arrest in kort geding van 29 mei 2018
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [A] ,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. J.K. den Haan, kantoorhoudend te Mijdrecht,
tegen
Zonnehoeve Zeewolde C.V.,
gevestigd te Zeewolde,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
Zonnehoeve,
advocaat: mr. L.C.L. Bults, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van het vonnis van 5 januari 2018 dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 1 februari 2018 (met grieven),
- de memorie van antwoord/tevens van incidenteel hoger beroep (met producties),
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
2.2
Vervolgens heeft Zonnehoeve de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd. Niet alleen ontbreekt daarin de memorie van antwoord in het incidenteel appel, de pleitaantekeningen van de zijde van [appellante] van 14 december 2017 zien op een andere procedure (zaaknummer 449871 KI ZA 17-411) dan de onderhavige (zaaknummer C/16/449820 / KL ZA 17-410).
2.3
Het hof heeft kennisgenomen van de zich in het griffiedossier bevindende slotmemorie van Zonnehoeve en ziet geen aanleiding daarnaast nog eventuele pleitaantekeningen van [appellante] op te vragen. Arrest is bepaald op de gefourneerde stukken en die slotmemorie.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.12 van het bestreden vonnis. Daarmee, en met wat verder is komen vast te staan, staat het volgende vast, voor zover nog van belang.
3.1.1
[appellante] is van 30 december 2011 tot 4 september 2017 een van de beherende vennoten van Zonnehoeve geweest.
3.1.2
Zonnehoeve is een biologisch dynamisch landbouwbedrijf met paarden, een bakkerij, zorg en arrangementen. [appellante] hield zich bij Zonnehoeve bezig met het (in pension) houden van paarden, het fokken van paarden, de aan- en verkoop van paarden en de begeleiding daarbij, het exploiteren van een manege en het verzorgen van trainingen.
3.1.3
In het kader van gerezen geschillen met betrekking tot de uittreding van [appellante] uit Zonnehoeve heeft in kort geding een mondelinge behandeling op 3 oktober 2017 plaatsgevonden met [appellante] als eiseres in conventie en Zonnehoeve als eiseres in reconventie. Op 17 oktober 2017 heeft de voorzieningenrechter vonnis gewezen waarin het volgende is beslist (onderstreping hof).

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
veroordeelt Zonnehoeve onmiddellijk tot het tot 31 december 2017 aan [appellante] blijven verstrekken van het gebruik van de aan [appellante] ter beschikking gestelde woning gelegen aan [de a-straat 1] te [B] ,
7.2.
veroordeelt Zonnehoeve onmiddellijk tot voortzetting van de onder 2.1. bedoelde maandelijkse betalingen van € 1.000,00 aan [appellante] tot en met de maand december 2017;
7.3.
veroordeelt Zonnehoeve om aan [appellante] een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 7.1. uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
7.4.
veroordeelt Zonnehoeve in de proceskosten, aan de zijde van [appellante] tot op heden begroot op € 1.796,31, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.5.
veroordeelt Zonnehoeve in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Zonnehoeve niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
7.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.8.
beveelt [appellante] om binnen een week na betekening van dit vonnis de navolgende aan Zonnehoeve toebehorende bescheiden/administratie/goederen af te geven aan [C] of [D] :
a. de officiële eigendomspapieren en paspoorten van paarden (ook van paarden van derden);
b. de stamboekpapieren van de door Zonnehoeve gehouden paarden;
c. de bescheiden in het kader van de wettelijke identificatieplicht van paarden;
d. de leasecontracten;
e. de lescontracten;
f. de toegangscodes en wachtwoorden voor het FNRS administratiepakket;
g. het kasboek contante betalingen;
h. alle contracten en afspraken met klanten (al dan niet vastgelegd in e-mails), voor zover [appellante] daar over beschikt;
i.de tot 4 september 2017 bijgewerkte actuele paardenlijst met daarin opgenomen alle door Zonnehoeve gehouden paarden, waar van toepassing met data overlijden/verkoop, voor zover deze informatie niet reeds in januari 2017 is verstrekt;
j. lidmaatschapsgegevens, toegangscodes en wachtwoorden FRNS;
k. de hardware, bestaande uit 2 pc's met digitale administratie en software,
7.9.
beveelt [appellante] om binnen een week na een gespecificeerd verzoek van Zonnehoeve daartoe, haar volledige medewerking te verlenen aan de overdracht aan Zonnehoeve van de domeinnaam PSC Zonnehoeve,
7.10.
verbiedt [appellante] om onmiddellijk na dit vonnis en tot 1 januari 2018 het perceel en de panden van Zonnehoeve (gelegen aan [de a-straat 1] te [B] ) te betreden, zulks met uitzondering van de door haar gebruikte woning en de kortste weg daarnaartoe, gerekend vanaf de openbare weg,
7.11.
veroordeelt [appellante] om uiterlijk 1 januari 2018 de woning van Zonnehoeve gelegen aan [de a-straat 1] te [B] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Zonnehoeve zijn, en verbiedt [appellante] om deze woning daarna nog te betreden,
7.12.
veroordeelt [appellante] om aan Zonnehoeve een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [appellante] niet aan (een van) de in hiervoor onder 7.8., 7.10 en 7.11 gegeven beslissingen voldoet,
7.13.
bepaalt dat uit hoofde van dit vonnis niet meer dwangsommen worden verbeurd dan een bedrag € 50.000,00,
7.14.
veroordeelt [appellante] in de proceskosten, aan de zijde van Zonnehoeve tot op heden begroot op € 408,00,
7.15.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.16.
wijst het meer of anders gevorderde af.
(…)
3.1.4
Op 20 oktober 2017 is het vonnis van 17 oktober 2017 aan [appellante] betekend. Tegen dat vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
3.1.5
Op 8 november 2017 heeft de deurwaarder bij exploot aan [appellante] aangezegd dat zij twaalf keer een dwangsom ter hoogte van € 500,- heeft verbeurd in de periode van 28 oktober tot en met 8 november 2017 in verband met de volgende overtredingen van de veroordelingen uit het vonnis van 17 oktober 2017 (onderstreping hof):
'(...) meer speciaal heeft gerequireerde de volgende stukken niet afgegeven/overlegd
-Silver Moon (stamboekpapier en paspoort)
-Amigo (paspoort)
-Aura (paspoort)
-Cartouche (paspoort)
-Gepetto (paspoort)
-Hylante (paspoort)
-de actuele paardenlijst tot en met 4 september 2011, waar van toepassing met data overlijden/verkoop
-de pc als onder rechtsoverweging 7,8 onder k
alsmede heeft gerequireerde zich na het vonnis (en wel op 17 oktober 2017, alsmede op 23 oktober 2017) op het terrein van de Zonnehoeve begeven, anders dan om bij/in haar woning te komen (via de kortste route van de openbare weg) (...)'
3.1.6
Na een bezoek van de deurwaarder aan [appellante] op 24 november 2017 heeft de deurwaarder in het proces-verbaal van constatering, dat is opgesteld op diezelfde datum, onder meer het volgende opgemerkt.
'(...)Ik heb mevrouw [appellante] , voornoemd, meegedeeld dat zij al haar bezittingen gewoon mag meenemen mits zij ons maar op de hoogte brengt waar de goederen zich bevinden. Ik heb van haar begrepen dat zij bezig is om de woning te verlaten om samen met haar partner en haar dochter tijdelijk haar intrek te gaan nemen bij haar ouder(s) tot zij andere woonruimte heeft gevonden en dal zij de in beslag genomen inboedel eigens anders tijdelijk zal moeten opslaan. In de tussentijd had haar partner hun advocaat gebeld die mij sommeerde om direct de woning te verlaten en heb Ik rond 18.10 uur de woning weer verlaten
Vervolgens heb ik met mevrouw [E] van de commanditaire vennootschap Zonnehoeve Zeewolde CV, voornoemd gesproken tot 18.30 uur en haar aangegeven dat aangezien mevrouw [appellante] , voornoemd, de woning dient te verlaten zij gerechtigd is om haar bezittingen, ondanks het gelegde beslag, gewoon mag meenemen, mits zij ons (deurwaarderskantoor Groot & Evers) maar op de hoogte houdt waar de beslagen goederen zich bevinden, en dat zij deswege geen goederen aan het beslag zal onttrekken (...) '
3.1.7
Vervolgens heeft [appellante] de woning verlaten en deels ontruimd. De sleutels van de woning heeft zij onder zich gehouden.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg; de vordering in hoger beroep

4.1
[appellante] heeft in eerste aanleg in conventie kort gezegd gevorderd Zonnehoeve op straffe van verbeurte van dwangsommen te veroordelen
I. de executie van verbeurde dwangsommen te staken en gestaakt te houden;
II. de gelegde executoriale beslagen te (doen) opheffen;
III. een voorschot op de schade te betalen die [appellante] heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige executie.
4.2
Zonnehoeve heeft in eerste aanleg in reconventie kort gezegd gevorderd [appellante] op straffe van verbeurte van dwangsommen te bevelen:
I. kenbaar te maken waar de beslagen inboedel zich bevindt;
II. de (sleutels van de) door haar gebruikte woning aan [F] (een vertegenwoordiger van) Zonnehoeve ter beschikking te stellen en de woning onmiddellijk aan Zonnehoeve ter beschikking te stellen;
III. medewerking te verlenen aan de overdracht aan Zonnehoeve van de domeinnaam psczonnehoeve.nl;
IV. de door haar afgegeven pc en een nog af te geven pc gebruiksklaar te maken ofwel de daarvoor noodzakelijke inlogcodes en wachtwoorden te verstrekken.
4.3
De voorzieningenrechter heeft zowel de vorderingen in conventie als die in reconventie bij vonnis van 5 januari 2018 afgewezen.
4.4
[appellante] vordert in het principaal hoger beroep dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen. Zonnehoeve handhaaft in het incidenteel hoger beroep haar vordering onder I (bekendmaking van de locatie van de beslagen inboedel).

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

In het principaal appel
Inleiding
5.1
In het vonnis van 17 oktober 2017 heeft de voorzieningenrechter [appellante] onder meer bevolen om binnen een week na betekening van dat vonnis aan Zonnehoeve af te geven ”de tot 4 september 2017 bijgewerkte actuele paardenlijst met daarin opgenomen alle door Zonnehoeve gehouden paarden, waar van toepassing met data overlijden/verkoop, voor zover deze informatie niet reeds in januari 2017 is verstrekt “. De beslissing die in het daaropvolgende vonnis van 5 januari 2018 is genomen ten aanzien van de vordering van [appellante] is gebaseerd op de conclusie dat zij deze verplichting niet heeft nageleefd. De overige vermeende overtredingen heeft de voorzieningenrechter op dat moment onbesproken gelaten, omdat met deze enkele overtreding al voldoende aannemelijk was dat [appellante] sinds 28 oktober 2017 (een week na betekening van het vonnis) dagelijks dwangsommen verbeurt, en omdat de hoogte van de dwangsommen niet wordt beïnvloed door het aantal overtredingen, maar slechts door de periode dat een overtreding voortduurt. Omdat dit laatste niet is bestreden, is voor het slagen van het principaal hoger beroep bepalend of aannemelijk is dat [appellante] inderdaad is tekortgeschoten in de verplichting de tot 4 september 2017 bijgewerkte actuele paardenlijst af te geven. Meer specifiek gaat het om een aantal jonge, niet gechipte paarden, die op 4 september 2017 wel aanwezig waren, maar niet zijn vermeld op de lijst die [appellante] heeft geproduceerd.
5.2
Als die paarden wel vermeld hadden moeten worden, is voor de verdere beoordeling in beginsel niet van belang of [appellante] in enige andere aan haar opgelegde verplichting is tekortgeschoten, zoals met betrekking tot het overleggen van paspoorten, stamboekpapieren en eigendomspapieren, of ten aanzien van pc's en wachtwoorden en domeinnamen. Het hof beperkt zich hierna om die reden tot de vraag of de voorzieningenrechter op goede gronden heeft geoordeeld dat op de overgelegde lijst ten onrechte een aantal niet gechipte, jonge paarden niet waren vermeld. Dat is een kwestie van uitleg van het desbetreffende gebod.
Uitleg van het ten aanzien van de paardenlijst opgelegde verbod (grief II)
5.3
De tweede grief van [appellante] ziet op deze uitleg. Bij de beoordeling van de grief stelt het hof net als de voorzieningenrechter voorop dat bij de uitleg van het opgelegde gebod het doel en de strekking daarvan tot richtsnoer moeten worden genomen, in die zin dat de veroordeling niet verder strekt dan tot het bereiken van het daarmee beoogde doel (vgl. HR 15 november 2002. ECLI:NL:HR:2002:AE9400). Bovendien zal in aanmerking worden genomen dat een in het dictum uitgesproken veroordeling steeds moet worden gelezen in verband met de daaraan voorafgaande rechtsoverwegingen waarop zij steunt.
5.4
[appellante] voert kort gezegd aan dat de paardenlijst niet meer is dan een informele opsomming van de namen van paarden, die is opgesteld volgens een systematiek die [appellante] zelf heeft ontwikkeld. De namen van paarden en veulens werden aan die lijst pas toegevoegd nadat de paardenpaspoorten waren ontvangen. Daartoe moesten de veulens eerst worden gechipt, en moest de desbetreffende rekening zijn betaald. Hierop zijn enkele uitzonderingen. Dat zijn wilde paarden die wel op de lijst staan, zonder dat ze zijn gechipt. De reden daarvan is, dat alleen door middel van een DNA-test kan worden vastgesteld wie de vader van die paarden is. Zo lang dat onduidelijk is, kan geen paspoort worden afgegeven.
5.5
Met inachtneming van deze procedure moet de ingeleverde lijst volgens [appellante] wat betreft de veulens (jonge paarden) geacht worden actueel en bijgewerkt te zijn tot 4 september 2017, ook al staan een aantal jonge, ongechipte paarden daar nog niet op. De voorzieningenrechter heeft echter anders geoordeeld, omdat in het vonnis van 17 oktober 2017 voor die groep geen uitzondering is gemaakt. Dat is volgens [appellante] onterecht, omdat de strekking en het doel van de veroordeling is gelegen in de verzekering van de continuïteit van de bedrijfsvoering van Zonnehoeve. Die kwam niet in het gedrang, omdat de op de lijst ontbrekende jonge paarden (veulens) voor Zonnehoeve steeds kenbaar waren. Na hun geboorte wordt namens Zonnehoeve namelijk een melding gedaan bij KWPN (paardenstamboek Nederland) en NRSP (rijpaarden- en ponystamboek). De desbetreffende database is voor elk van de vier personen die de toegangscode van Zonnehoeve kennen toegankelijk. De continuïteit van de bedrijfsvoering is dus nooit in geding geweest. De voorzieningenrechter heeft dat miskend, aldus nog steeds [appellante] .
Het hof oordeelt als volgt.
5.6
Een belangrijk doel van de door Zonnehoeve gevraagde voorzieningen blijkt onder meer uit haar eigen omschrijving daarvan in de pleitaantekeningen van 14 december 2017: Zonnehoeve wil na het vertrek van [appellante] in staat zijn aan haar wettelijke registratie- en identificatieverplichtingen te voldoen. Daartoe behoort het verzorgen van paspoorten en chips van paarden van 6 maanden of ouder. Het houden of vervoeren van dergelijke paarden, zonder dat aan die verplichting is voldaan, is verboden. Naleving van deze verplichting wordt door de Nederlandse Voedsel- en warenautoriteit actief gecontroleerd. Het gaat daarbij zowel om paspoorten van eigen paarden als die van paarden van derden.
5.7
Het belang van de lijst die in deze procedure is gevraagd, is erin gelegen dat op basis daarvan een
compleet beeldwordt verkregen van de aanwezige paarden en veulens ten tijde van het vertrek van [appellante] , omdat zij met de hiervoor bedoelde administratie was belast en Zonnehoeve die administratie en de daaraan verbonden wettelijke verplichtingen moest overnemen. Het verweer dat niet de noodzaak bestond op die (slot)lijst ook jonge paarden op te nemen die nog niet waren gechipt, is ongefundeerd, nu niet gebleken is dat deze categorie paarden wettelijk niet behoeft te worden geregistreerd. Dat het in beginsel voor andere medewerkers van Zonnehoeve mogelijk is om, door raadpleging van externe registers, het benodigde inzicht te krijgen, kan daaraan niet afdoen. De lijst was er immers niet voor niets en had - ook al voor het vertrek van [appellante] - de functie een snel en betrouwbaar inzicht te verschaffen in de actuele stand van zaken.
5.8
Het belang van het voorgaande wordt onderstreept door de onweersproken stelling van Zonnehoeve dat de accountant van Zonnehoeve de concept jaarrekening over 2016 heeft ingetrokken, omdat niet kon worden vastgesteld hoeveel paarden door Zonnehoeve werden gehouden en gestald.
5.9
De grief faalt.
Feitelijke misslag of feitelijke onmogelijkheid? (grieven I en III)
5.1
[appellante] stelt in haar eerste grief dat Zonnehoeve bij de tenuitvoerlegging van het vonnis van 17 oktober 2017 geen in redelijkheid te respecteren belang heeft, omdat het berust op een feitelijke misslag, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging niet langer aanvaardbaar is (vlg. HR 22 april 1983. ECLI.NL. HR:1983:AG4575). [appellante] zou namelijk veroordeeld zijn tot iets waaraan zij niet kan voldoen. Het hiervoor besproken gebod kwam neer op het bijwerken en actualiseren van de paardenlijst in de periode van (zo begrijpt het hof; [appellante] heeft deze data omgedraaid) 4 september 2017 tot 17 oktober 2017. Vanaf 4 september 2017, toen zij uit de CV werd gestoten, had [appellante] echter geen toegang meer tot de systemen van Zonnehoeve. Het was haar zelfs niet langer toegestaan het terrein te betreden om een inventarisatie te maken van de tot 4 september 2017 aanwezige of de verkochte paarden en (of) veulens.
5.11
Deze grief faalt, omdat de eventuele feitelijke onmogelijkheid aan de zijde van [appellante] om aan de haar opgelegde verplichting te voldoen niet impliceert dat sprake is van een feitelijke misslag in het veroordelende vonnis. Die feitelijke belemmering - als daar al sprake van is - had voor [appellante] reden kunnen zijn tot het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van 17 oktober 2017, maar dat heeft zij nagelaten.
5.12
Naast hoger beroep bestaat de in artikel 611d Rv geregelde mogelijkheid de rechter die de dwangsom heeft opgelegd te verzoeken deze op te heffen, de looptijd ervan op te schorten of de dwangsom te verminderen in geval van blijvende of tijdelijke, gehele of gedeeltelijke onmogelijkheid om aan de hoofdvordering te voldoen. Een dergelijke vordering is echter in deze procedure niet aan de orde. Daarmee is ook het lot bezegeld van grief III, waarin een beroep op dit artikel is te lezen.
Conclusie
5.13
Omdat de hiervoor behandelde grieven in het principaal appel falen, zal het bestreden vonnis worden bekrachtigd voor zover dat in conventie is gewezen. [appellante] zal in de proceskosten van het hoger beroep worden verwezen (tariefgroep II, 1 punt). Dat betekent dat ook haar vierde grief - die zich beperkt tot de proceskostenveroordeling - geen doel treft.
In het incidenteel appel
5.14
In essentie heeft de vordering van Zonnehoeve voor zover die in hoger beroep is gehandhaafd betrekking op een waardevol schilderij dat [appellante] van haar vader zou hebben gekregen, en waarop Zonnehoeve beslag heeft laten leggen. [appellante] heeft dat schilderij tezamen met (een deel van) de rest van haar beslagen inboedel verwijderd en heeft de deurwaarder in weerwil van diens verzoek niet meegedeeld waar deze spullen zich sindsdien bevinden. De eerste en derde grief strekken om die reden tot handhaving van de vordering om [appellante] onder verbeurte van dwangsommen alsnog te bevelen onmiddellijk en schriftelijk kenbaar te maken waar haar door Zonnehoeve beslagen inboedel zich bevindt.
5.15
[appellante] handhaaft het verweer dat het adres van het bedrijf van haar vader Zonnehoeve bekend moet zijn. Dat wordt echter met de grieven bestreden, terwijl het geen enkele moeite zou kosten dat adres te noemen. Bovendien blijft onduidelijk welk deel van de boedel zich op dat adres bevindt. Deels heeft [appellante] haar spullen immers in de woning achtergelaten. Daarmee is de vordering onvoldoende gemotiveerd bestreden. Het hof zal deze alsnog toewijzen, en [appellante] een termijn van een week na betekening van dit arrest gunnen om ten aanzien van alle beslagen inboedelgoederen die de deurwaarder heeft beschreven de verblijfplaats op te geven. Het verweer dat het genoemde schilderij - dat bij haar aan de wand hing - eigendom van haar vader zou zijn, ontslaat haar niet van die verplichting, omdat dat verweer niets afdoet aan de geldigheid van het beslag op dat schilderij tot aan de eventuele opheffing ervan.
5.16
De tweede grief van Zonnehoeve heeft betrekking op het verschaffen van een (tweede) pc. Omdat de vordering ter zake in het petitum van het incidenteel appel niet is gehandhaafd, heeft Zonnehoeve bij de behandeling van die grief geen belang.
5.17
Voor zover de hiervoor behandelde vordering ter zake van de beslagen goederen is afgewezen, zal die alsnog worden toegewezen, onder vernietiging van het bestreden vonnis op dat onderdeel. Gelet op de wijze waarin partijen in de oorspronkelijke reconventie in het (on)gelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten in de oorspronkelijke reconventie en die in het incidenteel appel worden gecompenseerd.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
In het principaal appel
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 5 januari 2018 voor zover dat in conventie is gewezen;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Zonnehoeve vastgesteld op € 726,- voor verschotten en op € 1.074,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
veroordeelt [appellante] in de nakosten, begroot op € 157,- met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,- in geval [appellante] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
een en ander vermeerderd met de wettelijke rente, te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
In het incidenteel appel
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad van 5 januari 2018, voor zover daarbij in reconventie de vordering van Zonnehoeve onder I is afgewezen en voor zover Zonnehoeve in de proceskosten is verwezen;
doet in zoverre opnieuw recht:
beveelt [appellante] binnen een week na betekening van dit arrest schriftelijk aan Zonnehoeve kenbaar te maken waar haar door Zonnehoeve CV beslagen inboedel zich bevindt;
veroordeelt [appellante] om aan Zonnehoeve een dwangsom te betalen van € 100,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat [appellante] niet aan (een van) dit bevel voldoet, tot een maximum van € 10.000,-;
compenseert de proceskosten in het incidenteel appel aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
bekrachtigt dit vonnis voor zover dat in reconventie is gewezen voor het overige;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J.H. Kuiper en K.M. Makkinga en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2018.