ECLI:NL:GHARL:2018:4975
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. Anjewierden
- mr. Smeitink
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van verzet tegen dwangbevel in WAHV-procedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Limburg van 10 september 2015. De zaak betreft een verzetprocedure tegen een dwangbevel dat aan de betrokkene was opgelegd. Het hof heeft eerder op 14 november 2016 een tussenbeschikking gegeven, waarvan de inhoud als ingelast wordt beschouwd. De betrokkene heeft verzet aangetekend, maar de kantonrechter heeft dit verzet niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet tijdig was ingesteld. Het hof heeft de tijdigheid van het verzet beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De termijn voor het indienen van een verzetschrift is vastgesteld op twee weken na de betekening van het dwangbevel. In dit geval was het dwangbevel op 7 juli 2014 betekend, en de termijn eindigde op 22 juli 2014. Het verzetschrift was gedateerd op 16 juli 2014, maar werd pas op 13 augustus 2014 door de rechtbank ontvangen. Het hof concludeert dat het verzet in beginsel niet tijdig was ingesteld, en dat de betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt dat het verzetschrift vóór de datum van afstempeling ter post is bezorgd.
Het hof heeft ook overwogen dat de betrokkene geen controle heeft over de verwerking en bezorging van post, maar dat dit niet voldoende is om de tijdigheid van het verzet te rechtvaardigen. De betrokkene heeft geen bewijs kunnen leveren dat het verzetschrift tijdig is verzonden. Daarom bevestigt het hof de beslissing van de kantonrechter om het verzet niet-ontvankelijk te verklaren.