Uitspraak
kantoorhoudende te [D] .
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 29 juli 2016 een beroep tegen een inleidende beschikking van de officier van justitie ongegrond verklaarde. De gemachtigde van de betrokkene had verzocht om verstrekking van processtukken, maar deed dit pas nadat de door de kantonrechter bepaalde termijn was verstreken. Het gerechtshof oordeelt dat de gemachtigde verantwoordelijk is voor het niet tijdig aanvragen van de stukken en dat er geen strijd is met artikel 11, vierde lid (oud), van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) of artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De kantonrechter had de beslissing van de officier van justitie vernietigd en de kosten voor de betrokkene toegewezen, maar het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter met verbetering van gronden. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen.