Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de omgangsregeling tussen een grootmoeder (hierna: de oma) en haar kleinkind (hierna: [de minderjarige]). De oma had in eerste aanleg een verzoek ingediend om een omgangsregeling vast te stellen, maar was door de rechtbank Noord-Nederland niet-ontvankelijk verklaard. De oma is in hoger beroep gegaan, waarbij zij verzocht om een regeling die zou beginnen met vier keer een omgangsmoment van één middag per twee weken, met als uiteindelijke doel een regeling van één weekend per twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de oma en [de minderjarige], en dat de oma recht heeft op omgang. De huidige regeling, waarbij de oma eenmaal per vier weken gedurende 4,5 uur contact heeft met [de minderjarige], is door het hof bevestigd. Het hof heeft daarbij het belang van [de minderjarige] vooropgesteld, gezien zijn kwetsbaarheid en de complexe gezinssituatie. De oma's verzoek om verdere uitbreiding van de omgangsregeling is afgewezen, maar het hof heeft wel vertrouwen in de GI dat zij de mogelijkheden voor verdere uitbreiding in de toekomst zal onderzoeken.
De beslissing van het hof houdt in dat de bestaande omgangsregeling wordt vastgelegd en dat de GI verantwoordelijk is voor de verdere invulling van de contactmomenten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling direct kan worden uitgevoerd, ondanks eventuele verdere rechtsmiddelen die de oma zou kunnen aanwenden.